Biomassa: reststromen uit het beheer

Biomassa: reststromen uit het beheer

Beheerders van groen- en natuurgebieden staan voor steeds grotere uitdagingen. Waar vroeger de belangrijkste uitdaging vooral het verwezenlijken van de beheerdoelstellingen was, is nu ook het betaalbaar houden van het gevoerde beheer belangrijk geworden. De zoektocht naar mogelijkheden om het beheer goedkoper te maken is dan ook actueel. Het zoeken naar valorisatiemogelijkheden voor beheerresten is een van de manieren om het beheer goedkoper te maken. Zo kan natuurgras aangeleverd worden aan een lokale vergister of een onrendabel hakhoutbeheer kan door particulieren uitgevoerd worden.
Kapvlakte met struikheide (Inverde, Bert Geeraerts)

Soorten beheerresten en types biomassa

Bij het beheer van natuur-, groen- en bosgebieden komen er verschillende beheerresten vrij. Zo komt er kruidige biomassa (natuurmaaisel) bij het periodiek maaien van graslanden vrij en plagsel bij het plaggen of chopperen van heideterreinen. Een onderstaande opsomming geeft weer welke types biomassa er kunnen vrijkomen:
  • Hout en houtige biomassa is ligninerijk en wordt meestal vlot gevaloriseerd via de houtverkopen, in de regel voor producttoepassingen, maar ook voor energieproductie. Dit laatste betreft dan vooral brandhout maar ook chips (snippers). Ook wanneer minderwaardige houtige biomassa vrijkomt als bijproduct van natuurbeheerwerkzaamheden vindt het doorgaans een afnemer. Dit laatste doet zich bv. voor als zeefoverloop bij de compostproductie of bij het verwerken van plagsel tot substraten voor plantenteelt;
  • Vroeg gemaaid maaisel (jong gras) is in de meeste gevallen goed bruikbaar in de landbouw, wat toelaat een win-win-samenwerking op te zetten tussen natuurbeheerorganisaties en landbouwers. Vele dergelijke overeenkomsten worden afgesloten zonder dat er geld overgedragen wordt; voor het beste gras kan er vanuit de landbouw betaald worden voor de concessie. Ook wanneer het vee rechtstreeks op de graslanden te grazen wordt gezet is in vele gevallen een samenwerking met landbouwers mogelijk. De dieren maken immers zelf een selectie tussen het aanbod aan planten. Deze pistes worden momenteel onderzocht in het project “Opstellen van economische modellen voor samenwerking met landbouwers in natuurreservaten”;
  • Maaisel voor natte co-vergisting met mest is minder kritisch dan de toepassing ervan voor veevoeder, maar het mag eveneens niet veel oud materiaal noch lignine bevatten. Verder is het cruciaal dat er geen grond noch zand in zit en voor de meeste installaties moet het versnipperd worden tot stukjes van zeker minder dan 4cm. In de regel zal een gate-fee moeten betaald worden aan de vergister, zoals in 2014 aangetoond is in het project “Vergisting Natuurmaaisel in Limburg”;
  • Plagsel en choppermateriaal van heide en bosstrooisel zijn goed bruikbaar voor de aanmaak van substraten voor plantenteelt. Ze bevatten liefst zo weinig mogelijk minerale bodemdeeltjes (zand), maar zeker veel meer dan in de reeds hoger vermelde biomassacategorieën. Waarschijnlijk zijn deze natuurbeheerwerken bij ons steeds dermate kostelijk dat de opbrengst van de biomassa deze niet kan betalen. Momenteel wordt dit echter verder onderzocht in het project “Heath4Peat”. Zeker is dat gezien de aard van de beheerplannen en beheerkeuzes deze vormen van biomassa slechts op een klein percentage van de beheerde oppervlakte en met tussenpauzes van minstens 20 jaar zullen vrijkomen. Gezien historische vervuilingen met zware metalen sommige terreinen treft dient bij de productie van dergelijke substraten voor plantenteelt een grondstofverklaring aangevraagd te worden bij OVAM (Openbare Vlaamse afvalstoffenmaatschappij);
  • Laat, ruig maaisel komt in grote hoeveelheden vrij wanneer laat gemaaid wordt ten behoeve van broedende vogels of de zaadzetting van planten. Het kan ook zijn dat bij het maaien een jaar werd overgeslagen (bv. overjaars riet) of dat het maaisel slecht werd bewaard. De bekomen biomassa is rijk aan lignine en ook kleine boompjes kunnen erin verwerkt zitten. Voor het vee is dit slecht verteerbaar, voor vergisting is het arm aan energie en voor de productie van substraten is dit materiaal nog te jong (onvoldoende gestabiliseerd). Een oplossing biedt de compostering, maar hier ligt de gate-fee hoog (23 à 35 euro per natte ton). Daarom wordt er gewerkt aan alternatieven.