De Kluut is een onmiskenbare zwart-witte steltloper met een dunne, opgewipte, zwarte snavel en lange, blauwgrijze poten. De soort is genoemd naar de onmiskenbare roep: kluutkluut.
Het behoud van de natuurlijke en halfnatuurlijke leefgebieden staat voorop. Zandige terreinen met een matige, gemengde grondbedekking met schelpenstrand en mossen, grassen en andere vegetaties, in combinatie met ondiepe plassen met slikkige oevers, kunnen bijkomend gecreëerd worden.
Het behoud van de natuurlijke en halfnatuurlijke leefgebieden staat voorop. Zandige terreinen met een matige, gemengde grondbedekking met schelpenstrand en mossen, grassen en andere vegetaties, in combinatie met ondiepe plassen met slikkige oevers, kunnen bijkomend gecreëerd worden. Voor het behoud van de soort in deze gebieden moet de natuurlijke vegetatiesuccessie worden afgeremd (bv. door extensieve begrazing). Ook het instellen van een veilige, rustige nestomgeving komt de soort ten goede.
Leefgebied en trend
De Kluut is een onmiskenbare zwart-witte steltloper met een dunne, opgewipte, zwarte snavel en lange, blauwgrijze poten. Bij jonge vogels is het zwart eerder donkerbruin. De soort is genoemd naar de onmiskenbare roep: kluutkluut. Het aantal broedende Kluten wordt goed opgevolgd in Vlaanderen, mede dankzij langlopende monitoringprojecten op Antwerpen-Linkeroever en in de Oostkustpolders die samen meer dan 80% van de Vlaamse populatie herbergen. In de periode 2011-2017 situeerde het aantal broedparen zich telkens tussen 400 en ruim 500 broedparen, het hoogste niveau ooit in Vlaanderen. In 2018 volgde echter een aanzienlijke terugval met wellicht niet meer dan 330-340 paren. Dergelijke minder goede jaren werden ook in vroegere perioden regelmatig vastgesteld, een fenomeen dat meestal gerelateerd was aan tijdelijk habitatverlies. Dat de Kluut algemeen gezien goed standhoudt in Vlaanderen is opmerkelijk omdat de belangrijkste broedterreinen uit de jaren 1980 en 1990 bijna allemaal verloren zijn gegaan. De grote opgespoten terreinen in de havengebieden te Zeebrugge en Antwerpen vormden toen een ideaal broedbiotoop, maar zijn inmiddels quasi volledig bebouwd. Op het hoogtepunt van de opspuitingen kwamen hier zeer hoge aantallen Kluten tot broeden, o.a. tot 325 paar te Antwerpen-Linkeroever (1981) en 108 in de Zeebrugse Achterhaven (1993). Het verlies in de havenuitbreidingsgebieden werd de laatste 10 tot 15 jaar ruimschoots goedgemaakt door natuurcompensaties die opgelegd werden door de Europese Vogelrichtlijn en door een aantal natuurinrichtingsprojecten. Zo werden in de Kustpolders opvallende successen geboekt in o.a. de Uitkerkse Polder (max. 143 paar in 2008) en het Pompje te Oudenburg (53 paar in 2018). In het Zwin kwamen vanaf 2006 een tijdlang geen Kluten meer tot broeden als gevolg van verzanding en predatie, maar met de aanleg van grote broedvogeleilanden kwam hier opnieuw verandering in (61 paar in 2018). Meer kleinschalige natuurinrichting aan de Westkust leidde her en der tot de vestiging van kleine kolonietjes, zoals in de IJzerboeken van Merkem (max. 18 paar in 2016) en aan de Gatebeek te Beveren (max. 17 in 2016). Ook in het Antwerpse Linkeroevergebied werden heel wat nieuwe natuurterreinen gecreëerd en ingericht, o.a. met eilanden voor koloniebroeders als Kluut. Mooie aantallen werden o.a. genoteerd in Prosperpolder Noord (max. 130 paar in 2012) en Doelpolder Noord (max. 102 paar in 2014). In de rest van Vlaanderen zijn broedgevallen eerder schaars. De Kanaalzone te Wintam was een tijdlang in trek bij Kluten (max. 44 paar in 2003) maar tegenwoordig gaat het nog om hooguit enkele paartjes. In de oostelijke helft van Vlaanderen zijn broedende Kluten een echte zeldzaamheid. Ondanks de succesverhalen in veel natuurgebieden is het afwachten of de vestiging van Kluten- kolonies ook hier geen tijdelijk fenomeen zal blijken. Ondiepe afgravingen vormen met hun kale bodem en/of pioniersvegetatie in een eerste fase een uitstekend nesthabitat voor Kluten. Maar op termijn worden ze meestal minder geschikt door vegetatiesuccessie en verlanding. Een bijkomend problemen is dat de hoge dichtheden aan broedvogels in deze natuurterreinen een grote aantrekkingskracht uitoefenen op predatoren. Het broedsucces van Kluten-kolonies is de voorbije jaren vaak bedroevend laag gebleken. Het aanleggen van eilanden, bij voorkeur in combinatie met een elektrisch raster, kan op dat vlak soms soelaas brengen. Daarnaast kan ook langdurige droogte of een plotse stijging van waterstanden in perioden met veel neerslag leiden tot grote verliezen van nesten en kuikens, zoals o.a. vastgesteld tijdens voorjaarsinundaties in de IJzerbroeken in 2016 en 2018.
Het broedareaal omvat heel Europa tot Zuid-Scandinavië, vooral in de kustgebieden of langs grote rivieren. In de winter trekken veel noordelijke vogels naar het Middellandse-Zeegebied en Afrika. Bij ons is het een zomervogel die te zien is van eind maart tot oktober. In Vlaanderen schommelt het jaarlijks aantal broedparen van minder dan 300 tot ruim 500, vooral naargelang de beschikbaarheid van geschikte (vaak tijdelijke) broedterreinen. Belangrijke broedgebieden zijn in de eerste plaats het Antwerpse Linkeroevergebied (tot max. 300 paren), de achterhaven van Zeebrugge, het Zwin, de Uitkerkse polder en de kanaalzones van Gent en Wintam. Daarbuiten gaat het meestal om enkele tot een tiental broedparen. Buiten het broedseizoen wordt de soort voornamelijk aangetroffen in enkele kustgebieden (o.a. het Zwin te Knokke) en vooral op de slikken en schorren langs de Beneden-Zeeschelde (regelmatig meer dan 600 ex.).
De Kluut is gebonden aan waterrijke gebieden met brede slikranden, zonder of met korte begroeiing. Hier foerageert hij op de tast in ondiep water door de snavel heen en weer te bewegen. Het voedsel bestaat uit kleine kreeftachtigen, insecten en wormen. Natuurlijke en halfnatuurlijke biotopen zijn hoge zeeschorren en strandvlakten, brakwaterkreken en lage, zilte weilanden. Het grootste deel van de Vlaamse broedvogels verkiest echter allerlei opspuitterreinen, vooral de terreinen die kunstmatig verhoogd werden met zand en klei voor de inplanting van nieuwe industriegebieden. Ook op afgeplagde stukken in het kader van natuurontwikkeling en op slikranden langs weidepoelen komt de soort tot broeden. De nestplaats bestaat uit een kuiltje midden op een kaal zandig of met schelpen bedekt terrein.
Jaarlijkse broedvogel en doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (geregeld >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden).
Rode lijst | POP-VL | KT-VL | LT-VL | KT-BEL | LT-BEL | Trend Europa |
Kwetsbaar | 400-550 | 10% | Toename | - | - | NS |
De voornaamste bedreigingen voor de soort zijn habitatverlies, verstoring van de nestplaats (door werken, wandelaars, predatoren waaronder ook grote meeuwen, enz.), watervervuiling, vegetatiesuccessie en sterke waterpeilschommelingen bij de nestplaats. Ook voortschrijdende verzoeting gepaard gaand met opschietende begroeiing maakt terreinen ongeschikt als broedplaats.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.