Het belang van holle bomen voor vleermuizen

De 5 belangrijkste punten bij vleermuizen en bosbeheer.

  • Vleermuizen worden bijna alleen in levende holle bomen aangetroffen.
  • Ze vertonen een voorkeur voor eiken, zowel inlandse als Amerikaanse, en in mindere mate voor Beuken. Andere loofhoutsoorten komen eventueel ook in aanmerking, maar worden veel minder frequent gebruikt.
  • Bomen worden pas geschikt als verblijfplaats vanaf een leeftijd van minstens 70 jaar (of met een diameter op borsthoogte van 35-40 cm minimum).
  • Een kraamkolonie van vleermuizen heeft tussen de 20 en 70 geschikte holle bomen nodig. Wanneer er kraamkolonies van meerdere soorten in een gebied aanwezig zijn dan zal het aantal eerder rond de 70 holten schommelen.
  • Enkele zeldzame soorten geven de voorkeur achter loshangend schors, dus opletten bij het verwijderen van oude dode bomen.

Welke boomsoorten kunnen belangrijk zijn voor vleermuizen?

Diverse studies tonen aan dat vleermuizen een voorkeur hebben voor verschillende bomen zoals zomereik (Quercus robur), wintereik (Quercus petraea), beuk (Fagus sylvatica), Amerikaanse eik (Quercus rubra) en Valse acacia (Robinia pseudoacacia). Maar dit is eerder een gevolg van de voorkeur van de spechten voor deze bomen om er hun holten te kappen. Een feit is zeker, loofbomen genieten een duidelijke voorkeur tegenover naaldbomen zelfs als deze laatste het grootste deel van een bosbestand uitmaken. Maar dit is ook afhankelijk van de leeftijd van de bomen want naaldbomen worden meestal eerder geveld want met het toenemen van de leeftijd van een boom verhoogt ook de kans dat er een boomholte aanwezig is.

Het belang van oude bomen voor vleermuizen

Het kappen van bomen met geschikte boomholten resulteert in een afname van het aantal verblijfplaatsen voor vleermuizen. Hoewel veel van de vleermuizen in België dendrofiel zijn, is er juist over deze groep het minst geweten. In het kader van de nieuwe bosbeheervisie wordt gestreefd naar bosecosystemen met een hoge natuurlijkheidsgraad en worden exoten (zoals Amerikaanse eiken) vaak gekapt om plaats te maken voor inheemse boomsoorten. Alle Vlaamse openbare bossen worden beheerd volgens de principes van deze beheersvisie. De studie naar het belang van uitheemse boomsoorten is dan ook zeer relevant naar vleermuizen en bosbeheer toe aangezien het hier vaakst om de oudste bomen gaat.

Welke boomholten worden door vleermuizen gebruikt?

Boomholten zijn belangrijke structuren voor bosbewonende diersoorten. Het voorhanden zijn van geschikte boomholten kan voor sommige diersoorten (zoals vleermuizen) beslissend zijn. De klassieke classificatie van de verschillende soorten boomholten gebeurt aan de hand van hun ontstaanswijze. Gewoonlijk is de uitwerking van deze classificatie als volgt
De verhouding waarin de verschillende boomholten voorkomen in een bos wordt zeer sterk beïnvloed door het bosbeheer. Naast een classificatie volgens ontstaanswijze kunnen holten tevens worden opgedeeld volgens evolutiestadium.
boomholte in beuk (Alex Lefevre)

Welke boomholten zijn het meest geschikt voor vleermuizen?

Het omkappen van bomen met geschikte boomholten heeft er de laatste jaren voor gezorgd dat vleermuizen hun verblijfplaatsen aanzienlijk zagen verminderen. Bovendien is er een aanmerkelijke tijdsduur nodig voor het ontstaan van nieuwe holten. De holten en spleten hebben voor vleermuizen verschillende gebruiken. Ze functioneren als roestplaats voor een aantal soorten, maar ze zijn ook van dienst als rustplaats tijdens de jachturen en in het paarseizoen zijn het tevens plaatsen waaruit de mannetjes baltsen. De keuze van boomsoort of van de type holte varieert ook tussen verschillende vleermuissoorten. Veralgemening naar alle boombewonende vleermuizen is dus niet altijd mogelijk. De boomsoort blijkt een aanmerkelijke rol te spelen in de selectie van boomholten. Zo blijken beuken, zomereiken en Amerikaanse eiken het meest door vleermuizen bewoond te worden en naaldbomen vermeden te worden. Dit duidt daarom niet rechtstreeks op een positieve selectie voor de boomsoort, maar is vaak in relatie te brengen met het aanbod aan een bepaalde boomsoort en het aanbod aan holten in een gebied. Hoogstwaarschijnlijk hebben niet alle boomsoorten hetzelfde aantal holten en dus ook niet dezelfde kans om door vleermuizen gebruikt te worden. Globaal kan gesteld worden dat in Vlaanderen inheemse eik, maar ook Amerikaanse eik de meest populaire boomsoorten zijn bij vleermuizen. Ook in het Nederland en Frankrijk krijgen we gelijkaardige resultaten. Op de derde plaats komt de beuk. Toch kunnen ook vleermuisbomen worden aangetroffen in andere boomsoorten zoals witte abeel, es, berk, robinia, enz. Vleermuisbomen in naaldhout, snelgroeiende populierensoorten of wilg komen zo goed als nooit voor. Als we kijken naar de soorten waar voldoende koloniebomen van zijn gevonden, dan zie je dat het beeld per soort verschilt. Zo vinden we Rosse vleermuizen vooral in Amerikaanse eik en Beuk en veel minder in inlandse eiken. Terwijl Watervleermuis dan weer een uitgesproken voorkeur heeft voor de inlandse eik.

Vleermuizen in boomholten verkiezen levende bomen

Een eerste vaststelling die uit alle studies naar voor komt, is dat holle bomen niet noodzakelijk dood zijn. Spechten foerageren graag op dode bomen, omdat er veel insecten op voorkomen, maar de nestholtes worden bij voorkeur in levende bomen uitgehakt. Spechten kiezen wel bij voorkeur bomen uit met inwendige beschadigingen zoals hartrot. Dit hoeft niet te betekenen dat de boom snel zal sterven. De voedingssappen worden immers vervoerd in de buitenste lagen van de stam. Het zijn meestal wel bomen met een zeer lage economische waarde, al is dat vaak uitwendig niet zichtbaar. Vleermuizen die in boomholtes verblijven kiezen vaak voor holtes die de temperatuur voldoende bufferen zodat de warmte van overdag nog een tijd blijft hangen. Zo onderkoelen de jongen niet als ze ’s nachts alleen achterblijven. Levende bomen vormen een veel betere buffer dan dode bomen. Het ringen van bomen zoals Amerikaanse eiken voor vleermuizen heeft dan ook weinig zin, op de koop toe verliest deze boomsoort snel zijn schors eens hij dood is.

Beheer van oude bomen voor vleermuizen

  • Het RINGEN van exoten voor vleermuizen heeft WEINIG BELANG aangezien geringde bomen meestal na 3 à 5 jaar toch al hun schors verloren zijn en het isolerend vermogen van de boom weg is en dus ongeschikt als kolonieboom.
  • Het behouden van holle bomen bewoond door vleermuizen in een kapvlakte heeft weinig nut aangezien het isolerend vermogen van de boom zo goed als onbestaand is.
  • Opgelet: EXOTEN zoals Amerikaanse eik, acacia en kastanje hebben dikwijls heel wat holten en scheuren en zijn dus veelal ZEER GESCHIKT als kolonieboom voor vleermuizen.
  • Dreefbomen zijn meestal oude bomen en hebben een historische achtergrond en herbergen bijna altijd vleermuiskolonies. Dus ALTIJD opletten bij het kappen van dreefbomen.
  •  Kappen van holle bomen dient best in het NAJAAR te gebeuren (september). Dan zijn de vleermuizen nog niet in winterslaap en kunnen ze nog tijdig veiliger oorden opzoeken als de boom waarin ze verblijven wordt geveld.
  • Het behouden van holle bomen bewoond door vleermuizen in een kapvlakte heeft weinig nut aangezien de noodzakelijke beschutte omgeving voor deze bomen verdwijnt. Behoud dan ook in een straal van 50m alle bomen rond een vleermuizen KOLONIEBOOM.
  • Bomen waarin vleermuizen verblijven, al is het slechts 1 dier, zijn altijd als vleermuisrustplaats beschermd door het Soortenbesluit. Voor het kappen van dergelijke bomen is dan ook steeds een ontheffing op het Soortenbesluit vereist, zelfs als de kapping gebeurt in het kader van een goedgekeurd natuur- of bosbeheerplan. Breng daarom de vleermuisverblijfplaatsen in het bos in kaart of markeer altijd duidelijk de bomen waarin vleermuizen werden aangetroffen’.
  • Veteraan- en dreefbomen best ALTIJD beschermen en behouden. Bij het herstel van een dreef kunnen steeds bomen tussenin aangeplant worden.
  • Laat percelen loofbomen OUD WORDEN bij kappingen in het kader van bos- of natuurbeheer.