Als je als beheerder te maken hebt met stilstaand water, wil je natuurlijk graag weten welke vis je in de kuip hebt. Wat is de waterkwaliteit en hoe kan ik de biodiversiteit maximaliseren? De biologische kwaliteit van stilstaand water kan je afmeten volgens verschillende criteria:
- de helderheid en de aanwezige nutriënten,
- zuurstofgehalte, zuurstofverzadiging en kritische invertebraten,
- het voorkomen van de verschillende plantenzones,
- de chemische waterkwaliteit en de geleidbaarheid,
- de zuurtegraad en de hardheid.
Troebel of helder
Helder water betekent licht voor ondergedoken waterplanten. Ondergedoken waterplanten geven voedsel, beschutting en zuurstof aan waterdieren. Troebel water leidt tot zuurstoftekort en een verarmde biodiversiteit. De eerste indruk van een poel of vijver valt of staat met deze eigenschap: helder water met veel ondergedoken waterplanten of troebel water anderzijds, eventueel bedekt met eendenkroos of andere drijvende waterplanten. Troebelheid kan veroorzaakt worden door twee zaken: algen en/of opgewoeld materiaal. Je kan ook een chemisch meting doen van fosfaten en nitraten. Er is vastgesteld dat vooral de fosfaatwaarden laag moeten zijn, best minder dan 0.04 mg P/l.
Plantenzones
In een gezond waterecosysteem komen de verschillende voor. Veel soorten fauna zijn van een bepaalde zone afhankelijk, hoe meer zones, hoe meer biodiversiteit.
- Landplanten van vochtige bodem (Koninginnenkruid, Kattenstaart, Pitrus,…)
- Oeverplanten (Riet, Lisdodde, Gele lis, Mattenbies, Oeverzegge,…)
- Wortelende drijfbladplanten (Waterlelie, Gele plomp, Watergentiaan, Kikkerbeet, fonteinkruiden, Veenwortel)
- Wortelende ondergedoken waterplanten (Waterpest, Grof hoornblad, kranswieren, Aarvederkruid,..)
- Niet wortelende drijfbladplanten en ondergedoken waterplanten (krozen, Kroosvaren, Puntkroos,..).
Zuurstofgehalte
Als er veel ondergedoken waterplanten aanwezig zijn, zal er wel zuurstof genoeg aanwezig zijn. Ook in propere, snelstromende beekjes is dat geen probleem. Een laag zuurstofgehalte kan de oorzaak zijn van een lage soortenrijkdom of vissterfte. We streven naar een verzadiging van 100%, dat komt overeen met ongeveer 10mg/l bij 17°C. Indirect kan dat bepaald worden aan de hand van de aanwezige macro-invertebraten die onder water ademen zoals libellenlarven, kokerjuffers en haften. Soorten die aan het oppervlak komen ademen zoals wantsen, kevers en muggenlarven zijn geen goede indicator.
Zuurtegraad
De zuurtegraad verschilt sterk naargelang de ondergrond, zure vennen en kalkrijke moerassen zijn beide natuurlijke wateren. Problemen doen zich vooral voor in zure ecosystemen die te ver verzuren. Een pH-meter kan dan aangeven of er problemen zijn, onder de pH 4,5 daalt de soortenrijkdom aanzienlijk. Als alles er verder prima uitziet, is zo'n meting natuurlijk niet nodig.
Geleidbaarheid
Bij vermoeden van vervuiling of insijpeling met zout water, kan de geleidbaarheid worden gemeten. Deze toestellen zijn vrij goedkoop. Deze waarde zou van nature niet boven de 100 mS/m mogen uitkomen.