Bouwen aan groenexpertise

Afschot van muntjak door aanzit

Omschrijving:

Bij aanzit zit de schutter op een hoogzit van waaruit hij schiet. De schutter blijft dus op een vaste plaats gepositioneerd. In gebieden waar vaste hoogzitten geïnstalleerd zijn, kan hiervan gebruik gemaakt worden. Indien deze niet beschikbaar zijn, kan met een tijdelijke hoogzit gewerkt worden. Op basis van voorafgaande inventarisatie met behulp van cameravallen, kunnen de hoogzitten daar geplaatst worden waar het hoogste aantal muntjaks zijn waargenomen. Aanvullend kan gewerkt worden met lokmiddelen (zoals klimop, mais) in de buurt van de hoogzit ('aankorrelen'). Net zoals bij ree kan gebruik worden gemaakt van een lokfluit of toestel dat fiepgeluiden maakt (vb. buttolo) om muntjakken te lokken. De dieren kunnen tot op enkele meters naderen en reageren soms heftig door te blaffen of te stampen. Door tegelijkertijd en in hetzelfde gebied verschillende hoogzitten of aanzitladders te gebruiken, verhoogt de kans dat de dieren in het gebied kunnen geschoten worden. Het feit dat er in heel het gebied mensen aanwezig zijn geeft bovendien aanleiding tot meer beweging van de dieren.

Aanzitten kan al met een beperkt aantal mensen tot succes leiden. Het aankorrelen kan zorgen voor het langer ter plaatse blijven van de muntjak waardoor een beter schot mogelijk wordt.

Het aanzitten vereist het maken of verwerven van tijdelijke hoogzitten. In tegenstelling tot aanbersen, vraagt aanzitten meer tijd.

Veiligheid:

Doordat er vanop een hoogte geschoten wordt op een dier is de kans dat de kogel begraven wordt - ook bij het missen van het dier - veel groter. Voorwaarde hiervoor is wel dat er niet op te grote afstanden geschoten wordt. Indien men op grote afstanden schiet wordt de baan van de kogel immers terug meer horizontaler waardoor deze minder snel begraven wordt bij een misser of na het uitschot.

Vergunningen:

Er dient steeds toestemming verkregen te worden van de terreineigenaar/terreinbeheerder alvorens afschot is toegelaten. De schutter dient een wapenvergunning voor het gebruikte wapen te hebben en dient te beschikken over een jachtverlof. Afschot kan enkel tussen één uur voor zonsopgang en één uur na zonsondergang, tenzij een specifieke afwijking(opent nieuw venster) werd bekomen bij het Agentschap voor Natuur en Bos. voor de uitoefening van bestrijding met vuur-, lucht- en gasdrukwapens worden in voorkomend geval de volgende soorten munitie gebruikt:

a) kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de normale trefenergie minimaal 980 J op 100 m afstand van de loopmond bedraagt voor vuurwapens en kogelpatronen voor getrokken loop met een diameter van minimaal 4,5 mm en een minimale trefenergie van 17 J op 35 m van de loopmond voor gasdrukwapens en luchtdrukwapens;

b) kogelpatronen voor gladde loop van het kaliber 20, 16 en 12; c) hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een diameter van 4 mm niet overschrijdt; Het is verboden om de volgende soorten munitie te gebruiken:

  1. randvuurkogelpatronen;
  2. fosforkogelpatronen;
  3. lichtspoorkogelpatronen;
  4. patronen met een volmantel en kogels die niet vervormen bij het treffen;
  5. loodhagel;
  6. zinkhagel.