Vaak wordt een landschappelijke inpassing rondom een bedrijventerrein gesitueerd. Het doel hiervan is om opvallende bedrijfsgebouwen uit het zicht te onttrekken. Er kan gekozen worden om de landschappelijke inpassing door te trekken tot op het bedrijventerrein. Zo ontstaat er een geleidelijke overgang tussen bewoond of agrarisch gebied naar het bedrijventerrein. Dit heeft een meerwaarde ten opzichte van alleen een harde groene buitengrens.
Logischerwijs liggen het merendeel van de grondwallen, wateropvang en beplanting aan de buitenzijde van het bedrijventerrein. Door voldoende breedte te nemen is er ruimte om geleidelijke overgangen te maken van hoge vegetatie naar lage vegetatie en moeras in combinatie met waterberging. De meeste winst voor biodiversiteit kan verkregen worden door een breed assortiment van inheemse bomen en struiken te kiezen. Zo ontstaat er veel variatie in vegetatiestructuren, bloeibogen en zaden en bessen in de winter.
In streken met zandige bodems kunnen kunstmatige landduinen gemaakt worden. Door ook hier te variëren in vorm, steilheid van talud, hoogte, wel of geen aanplant, kan je ook weer biotopen maken. Let er wel op dat deze landduinen historisch verantwoorde vormen hebben.