Toekomstbomen in de bebouwde omgeving
Als bomen voldoende tijd en (onder- en bovengrondse) ruimte krijgen, groeien ze uit tot imposante groene elementen met een eigen karakteristieke vorm. Door hun massaal bladvolume worden ze groene monumenten in de stad en dragen bij tot een gezondere leefomgeving. Ze zuiveren de lucht en zorgen voor natuurlijke verkoeling en schaduwplekken in de zomermaanden. Daarnaast temperen ze de omgevingsgeluiden en zorgen ze voor meer rust. De bomen verhogen ook de biodiversiteit en zijn een plek voor heel wat vogels en insecten.
Daarom is het belangrijk om bestaande volgroeide bomen te behouden en ze ook in het toekomstig straatbeeld een belangrijke plaats te geven én nieuwe bomen alle kansen te geven om ze te laten uitgroeien tot groene monumenten. Dergelijke bomen kunnen het label “Toekomstboom” krijgen als ze aan een aantal voorwaarden voldoen, zowel op vlak van standplaats, als van soort, als van conditie als van groeiplaats.
Minimale eisen voor de standplaats van Toekomstbomen
De Toekomstboom staat in een bebouwde omgeving: straten, pleinen, ronde punten, kruispunten, middenbermen, lanen, plantsoenen, enzovoort. De grote, langlevende bomen in parken en buurtparken voldoen sowieso aan alle normen voor een Toekomstboom, maar zij maken te weinig deel uit van de bebouwde omgeving staan en komen daardoor niet in aanmerking voor het label van Toekomstboom.
Een Toekomstboom heeft voldoende vrije bovengrondse ruimte
- Voor een nieuwe boom geldt dat het hart van de stam minstens 7 m verwijderd is van obstakels zoals gebouwen, hoge muren of andere groeibeperkende constructies. Dit betekent dat een boom met een kroonprojectie van 100 m² vrij kan uitgroeien zonder beperkingen of noodzakelijke ingrepen in de kroon. Bomen die van nature een kruindiameter van meer dan 15 m bereiken, staan bij voorkeur verder van obstakels, overeenkomstig hun verwachte kruinbreedte.
- Voor een bestaande boom is het wenselijk dat hij op 7 m staat, maar mits motivatie kan een afwijking naar minder dan 7 m toegestaan worden.
Minimale eisen voor de boomsoort
Deze normen gelden zowel voor nieuw aangeplante bomen als voor bestaande bomen:
- De boomsoort of variëteit behoort tot grootteklasse 1e grootte A. Dat zijn bomen die een hoogte van minstens 20 meter kunnen bereiken.
- De boomsoort of variëteit kan van nature minstens 100 jaar doorgroeien en kan meer dan 120 jaar oud worden in onze klimaatzone.
- De boomsoort of variëteit is aangepast aan onze klimaatzone. Hierbij wordt rekening gehouden met de verschuiving van klimaatzones ten gevolge van de klimaatverandering.
- De natuurlijke vorm van de boomsoort of variëteit is geen smalle zuilvorm.
- Voor nieuw aangeplante bomen geldt een bijkomende norm: De boomsoort of variëteit is aangepast aan de standplaats. Idealiter wordt gekozen voor inheemse soorten en soorten uit aangrenzende klimaatzones.
Minimale eisen voor conditie en algemene toestand
Deze voorwaarden hebben vooral betrekking op bestaande bomen:
- De boom verkeert in een conditie die we niet als ‘zeer slecht’ beschouwen.
- De mechanische eigenschappen van de boom zijn van die aard dat ze geen niet-oplosbaar veiligheidsrisico inhouden.
- De boom heeft geen ziekten of aantastingen die levensbedreigend zijn of die een veiligheidsrisico inhouden. Dat geldt ook voor aanwezige ziekten of aantastingen die in de toekomst onvermijdelijk en onomkeerbaar zullen leiden tot levensbedreigende of onveilige situaties.
Minimale eisen voor de groeiplaats
Voor nieuwe Toekomstbomen
De nieuw aangeplante Toekomstboom heeft voldoende kwalitatief doorwortelbaar volume ter beschikking om zijn natuurlijke grootte en leeftijd te kunnen bereiken in goede conditie; of hij moet ten minste een kroonprojectie van 100 m² kunnen behalen in goede conditie.
Idealiter zouden deze bomen in grote open plantvakken komen te staan. In een bebouwde omgeving is hier vaak te weinig plaats voor en dan is het noodzakelijk om te investeren in een ondergrondse constructie die het mogelijk maakt dat er een verharding kan aangelegd worden met daaronder voldoende geschikt doorwortelbaar volume voor de boom.
Voor Toekomstbomen komen volgende groeimedia in aanmerking (de hoeveelheden zijn absolute minima):
- teelaarde of verbeterde bestaande grond: 100 m³;
- bomenzand: 120 m³;
- bomenzand onder een drukverdelende laag van 15 cm die is opgevuld met boomkratsubstraat: 100 m³;
- bomengrond: 80 m³.
Opmerking: Bomengranulaat is niet geschikt als hoofdgroeimedium. Het laat zo goed als geen diktegroei toe en de boom kan daardoor geen stabiliteitswortels aanmaken. Het mag enkel gebruikt worden als kleine aanvulling op één van bovenstaande groeimedia.
Een Toekomstboom moet overal minstens 2 m van de rand van de (al dan niet ondergrondse) groeiplaats staan. Op die manier heeft de boom voldoende ruimte voor de stabiliteitswortels.
Voor bestaande Toekomstbomen
Voor bestaande bomen die op vlak van standplaats, soort en conditie voldoen aan de voorwaarden van een Toekomstboom en die de minimale omvang (100 m² kroonprojectie) bereikt hebben, komt het er vooral op aan om hun bestaande groeiplaats te optimaliseren en te vrijwaren van beschadiging of van verkleining van het doorwortelbaar volume, ook al is niet altijd duidelijk waar zich dat bevindt. Aanbevolen acties bij dergelijke bomen zijn:
- De grootte van het doorwortelbaar volume berekenen op basis van de grootte van de kroonprojectie.
- Aanvullend onderzoek uitvoeren:
- om te weten te komen of het berekend doorwortelbare volume volledig zichtbaar is (in de vorm van een plantvak of groenzone) of dat het slechts gedeeltelijk zichtbaar is. Zeker in een verharde omgeving zis een deel mogelijks niet zichtbaar.
- Verder moet het onderzoek uitwijzen of het noodzakelijk is om de groeiplaats te optimaliseren.
- De nodige acties nemen om de groeiplaats te optimaliseren. Hierbij moet ervoor gezorgd worden dat minstens het zichtbare gedeelte van de groeiplaats in orde is, d.w.z.:
- Indien dit een open plantvak betreft moet het tot op minstens 1m diepte geschikt doorwortelbaar volume bevatten en mag het niet verdicht zijn.
- indien dit een verharding betreft mag ze niet ernstig opgedrukt zijn door boomwortels
Eisen groeiplaats voor zowel nieuwe als bestaande bomen
Schade aan of door nutsleidingen moet vermeden worden:
- Nieuwe nutsleidingen in de groeiplaats kunnen enkel als ze in een afgesloten koker gelegd worden die, volledig afgeschermd is van de boomwortels. Bij herstellingswerken of aansluitingen mag geen enkel deel van de boom beschadigd worden.
- Bestaande nutsleidingen die van buitenaf toegankelijk moeten zijn worden bij voorkeur verlegd tot buiten de wortelzone. Indien dat niet mogelijk is, kan de leiding in gebruik gehouden worden tot werken aan de nutsleiding nodig zijn. Op dat moment wordt ze vervangen door een nieuwe leiding buiten de voorbehouden wortelzone.
- Bestaande nutsleidingen die niet van buitenaf toegankelijk moeten zijn, kunnen in de groeiplaats blijven liggen. Bij een eventuele vervanging mag het wortelgestel niet onaanvaardbaar beschadigd worden. Anders moeten ze ter hoogte van de boom afgekoppeld of onderbroken worden en opnieuw aangelegd worden buiten de groeiplaats.
Het beschermen van Toekomstbomen
Voldoen aan de verschilende criteria van een Toekomstboom kan uitdagend zijn. Daarom is het belangrijk om ervoor te zorgen dat ze goed opgevolgd en indien nodig extra beschermd kunnen worden. Een aparte aanduiding in een groeninventaris is dus nodig; aanvullend is een aanduiding op het terrein, in combinatie met een communicatie naar de burgers toe, wenselijk.
Auteur: Jos Schenk