De vestigingsfase
Doel: Op het einde van de vestigingsfase is de basis gelegd die het mogelijk maakt om met de nieuwe generatie bomen hout van topkwaliteit voort te brengen.
De toekomstige bosontwikkeling wordt geconcentreerd in mini-verjongingsgroepen. Deze heten in het Duits "Klumpen". In deze groepen kunnen bomen voldoende dicht op elkaar opgroeien. Maakt niet uit of dit natuurlijke verjonging of aanplant betreft. Zowel economisch als ecologisch ligt de optimale diameter van zo'n verjongingsgroep tussen 5 en 7m. Elk groepje heeft dus een oppervlakte van 20 tot 40 m². De groepjes bevinden zich idealiter op een onderlinge afstand van minimum 12 tot 18 m (afhankelijk van de boomsoort).
Het aantal planten moet voldoende zijn om later voldoende keuze te laten, maar ook weer niet te veel. Indien vooral lichtboomsoorten in de mini-verjongingsgroep aanwezig zijn, dan kan een 30-tal bomen reeds voldoende zijn. In geval van schaduwboomsoorten moet al naar minimum 40 stuks gegaan worden. Meer dan 50 plantjes per verjongingsgroep hoeft niet.
Tijdens de vestigingsfase richt de beheerder zich uitsluitend op deze mini-verjongingsgroepen. Het markeren van deze groepen is dan ook noodzakelijk. Alleen in die groepen doen we doelgericht datgene wat nodig is, om later genoeg toekomstbomen te hebben. Niet meer, niet minder. Buiten de groepen; op meer dan 80% van de bestandsoppervlakte, kan de natuur haar gang gaan. Mocht zich daar toch spontaan een kwaliteitsboom vestigen en ontwikkelen, des te beter!