Leefgebied en trend
Hoe lang houden we de Europese Kanarie nog als broedvogel in Vlaanderen? Net als elders in Europa is het dramatisch gesteld met deze soort en lijkt ze in snel tempo te verdwijnen als broedvogel. In 1973-1977 werd het Vlaamse broedbestand geschat op ca. 150 paren en die aantallen bleven stabiel tot halverwege de jaren ’80. In het begin van de jaren ’90 vielen de aantallen terug tot nauwelijks 100 broedparen en in 1994 tot 65-70 paren. In de atlasperiode (2000-2002) volgde een korte heropleving (150-250 paren) waarbij de kanttekening dient te worden geplaatst dat de hogere schatting ook het gevolg kan zijn van een grotere inventarisatie-inspanning en een hoger aantal medewerkers. In de hierboven geschetste periode trok de soort zich terug in een erg beperkt verspreidingsgebied in Hageland-Haspengouw met aanvullend nog enkele lokale relicten zoals bv. in Knokke (14-15 paren in 2000-2002). De gegevens uit de BBV-databank stellen ons niet in staat om een gedetailleerd aantalsverloop te schetsen sinds 2003. Nochtans moet kort na de atlasperiode een forse afname hebben plaatsgevonden. Data uit Limburg (VWG Likona) komen namelijk sinds 2006 niet meer boven de 10 paren uit, hoewel niet alle voor de soort geschikte terreinen jaarlijks onderzocht werden. In 2006-2007 schatten we de Vlaamse populatie daarom nog voorzichtig op 30-50 paren. In 2018 werd voor het eerst geen enkel broedgeval gemeld in Limburg. Een analyse van losse waarnemingen binnen de voor de soort gehanteerde datumgrenzen bevestigt het negatieve beeld: in de periode 2013-2018 is het aantal waarnemingen met broedbewijs op één hand te tellen. We kunnen besluiten dat Europese Kanarie op het punt staat om als broedvogel te verdwijnen uit Vlaanderen. Het is uitkijken naar de gedetailleerde gegevens die het veldwerk voor de nieuwe vogelatlas zullen opleveren. De hoop bestaat dat dit alsnog een kleine populatie zal aantonen gezien de habitatvoorkeur van de soort (dorpskernen en tuinen) en het feit dat dergelijke terreinen niet actief bezocht worden door vogelkijkers. De evolutie in Nederland (slechts 20-40 paren in 2013-2015) en Wallonië (eveneens forse afname) stemt alvast niet hoopvol.