Leefgebied en trend
De Houtduif is een flinke grijzige duif met een roodachtige borst en een witte nekstreep. Ze kan bijna overal worden waargenomen, in tuinen, parken en in agrarisch gebied. Meestal zijn de vogels op de grond naar voedsel aan het zoeken, of zitten ze in een boom of op een gebouw luid te koeren. Het voedsel bestaat uit zaden als oogstresten, zaden van wilde planten, gevallen bessen en ander beschikbaar voedsel. In stedelijk gebied vaak rondslingerende etensresten. Bij het opvliegen klappen de vleugels klappen boven en onder het lichaam tegen elkaar De ironie wil dat duiven grote vliegspieren hebben om aan vijanden te ontkomen, waardoor ze juist een bijzonder aantrekkelijke maaltijd vormen. Na een enorme toename van de populatie in de 20e eeuw is Houtduif uitgegroeid tot één van de algemeenste broedvogelsoorten in Vlaanderen. De massale aanplant van Fijnsparren (broedgelegenheid) en de verhoogde productie van graan (voedsel) zijn wellicht belangrijke oorzaken. Aan het einde van de 20e eeuw trad een stabilisatie tot zelfs een afname op van de populatie in de bosrijke gebieden van de Kempen (toename Havik, omschakeling naar maïs in omliggende landbouwgebieden, efficiëntere oogsttechnieken,…), terwijl de soort het steeds beter begon te doen in meer verstedelijkte milieus (tuinen, parken…). Die laatste trend zet zich nu nog steeds door. De recente, lichte toename in Vlaanderen vindt hoofdzakelijk plaats in suburbaan en urbaan gebied. In heide-, duin- en bosgebieden boert de soort geleidelijk achteruit. In Nederland en Wallonië stelt men een gelijkaardige trend vast, maar in Nederland is de totale populatie min of meer stabiel.