Leefgebied en trend
In de Rode Lijst van 2004 werd Kneu nog als ‘achteruitgaand’ genoteerd, maar in die van 2016 werd duidelijk dat het de soort steeds minder goed verging en werd hij als ‘kwetsbaar’ opgenomen. Het is een strikte vegetariër die in het intensieve landbouwgebied vooral lijdt onder overmatig herbicidengebruik en het verdwijnen van kleine landschapselementen als potentiële broedplaats. In tegenstelling tot Putter slaagt Kneu er niet in zich aan te passen aan de meer verstedelijkte omgeving. Sinds 2007 wordt de berekende trend op basis van ABV als ‘stabiel’ beschouwd. Net zoals voor vele andere soorten die tenminste deels aan landbouwgebied zijn gebonden, viel de grote crash van de populatie reeds vroeger, vooral in de periode tussen 1980 en 2000 (afname van minstens 50%). Sinds 2007 is het beeld wisselend. Gedurende de eerste twee telcycli van het ABV-project (periode 2007-2012) werd een doorzettende afname van ca. 25% gemeld, maar in de twee laatste cycli (2013-2018) trad een licht herstel op. Vooral in heidegebieden lijkt Kneu een soort van refugium te hebben gevonden. Op het Groot Schietveld te Brecht/Wuustwezel houdt de soort stand op een weliswaar laag niveau sinds 2010 (ca. 14 broedparen). In 2005 werd de populatie er nog rond 20 paren geschat. In de Noorderkempen (Kalmthout/Essen) is de Kalmthoutse Heide het kerngebied. De soort lijkt er licht toe te nemen van ca. 20 paren in 2012 tot naar schatting 25-35 paren in 2019. In vrijwel alle regionale rapporten wordt de opmerking gemaakt dat Kneu een lastig te inventariseren soort is. Ze vliegen inderdaad vaak in groepjes kriskras door het potentiële broedgebied waarbij ook dikwijls gezongen wordt. Het bepalen van de precieze aantallen is dan erg lastig.