De Kokmeeuw is onze algemeenste meeuwensoort. Het is een kleine meeuw, die in alle kleden een opvallende witte buitenrand van de handvleugel heeft, met op de ondervleugel een zwarte vlek ernaast. Volwassen vogels hebben lichtgrijze bovendelen en krijgen in het voorjaar een donkerbruine kopkap en een donkerrode snavel. In winterkleed is de kop wit, met een donkere oorvlek. Juveniele vogels hebben bruin geschubde bovendelen met lichtgrijze, grote dekveren. Enkele maanden na het uitvliegen worden de bruine mantel- en schouderveren vervangen door effen lichtgrijze veren. Het is een luidruchtige vogel tijdens het broeden of foerageren.
In de overwinteringsgebieden moeten de slaapplaatsen worden gevrijwaard van verstoring. Geschikte broedbiotopen in allerlei water- en moerasgebieden dienen in stand gehouden, met bijzondere aandacht voor een stabiel waterpeil.
In de overwinteringsgebieden moeten de slaapplaatsen worden gevrijwaard van verstoring. Geschikte broedbiotopen in allerlei water- en moerasgebieden dienen in stand gehouden, met bijzondere aandacht voor een stabiel waterpeil.
Leefgebied en trend
De Kokmeeuw is onze algemeenste meeuwensoort. Het is een kleine meeuw, die in alle kleden een opvallende witte buitenrand van de handvleugel heeft, met op de ondervleugel een zwarte vlek ernaast. Volwassen vogels hebben lichtgrijze bovendelen en krijgen in het voorjaar een donkerbruine kopkap en een donkerrode snavel. In winterkleed is de kop wit, met een donkere oorvlek. Juveniele vogels hebben bruin geschubde bovendelen met lichtgrijze, grote dekveren. Enkele maanden na het uitvliegen worden de bruine mantel- en schouderveren vervangen door effen lichtgrijze veren. Het is een luidruchtige vogel tijdens het broeden of foerageren. Hoewel de database niet helemaal volledig is, is na reconstructie de trend van de Kokmeeuw in Vlaanderen in grote lijnen wel duidelijk. In de periode 1994-2004 nam de populatie in gestaag tempo af, een korte heropleving in 2000-2001 niet ten na gesproken. In die tijd broedden er in de meeste jaren meer dan 15.000 paar in Vlaanderen, soms zelfs meer dan 20.000. Rond 2004 stortten aan de Oostkust de grote kolonies in Zeebrugge en het Zwin in elkaar en ook in Limburg ging het snel bergafwaarts met de Kokmeeuw. In de provincie Antwerpen waren het de kolonies in Polderbos-Krabbelshof en de Ronde Put in Mol-Postel die sterk achteruitgingen en ook de in de Gentse Kanaalzone kon de soort zich niet langer handhaven. Alleen de kolonies in Zoutleeuw (het Vinne), rond de Antwerpse haven (Linker- en Rechteroever) en in Lokeren (Molsbroek) wisten zich te handhaven. Vanaf 2004 lijkt de populatie redelijk stabiel en schommelt het aantal broedparen meestal rond de 10.000. In de periode 2013-2018 broedden er 10.500–13.000 paar in Vlaanderen. De populatie in de kustregio’s herstelde zich enigszins door de creatie van nieuwe broedeilanden in het Zwin en in de Spuikom van Oostende. Ook op verschillende plaatsen in de in de Oostkustpolders (Lissewege, Wenduine en Oudenburg) werd gebroed, maar de huidige aantallen zijn peanuts in vergelijking met die in het Zwin en de haven van Zeebrugge van eind vorige eeuw. Ook aan de Westkust (met als voornaamste broedplaats de suikerfabriek in Veurne) blijft het aantal koppels beperkt tot enkele honderden, net zoals in het Limburgse Vijvergebied. Grotere aantallen bevinden zich in het Vinne te Zoutleeuw, hoewel deze kolonie op basis van de schaarse gegevens waarover we beschikken achteruit lijkt te gaan (3000-4000 nesten aan het begin van deze eeuw naar 2000-2500 in de voorbije periode). In het Lokerse Molsbroek broeden al jaren 1500 tot 1600 koppels. Het complex aan geschikte gebieden in en rond de haven van Antwerpen (zowel Linker- als Rechteroever) is verreweg het belangrijkste voor deze soort. Hier broedden in de periode 2013-2018 in totaal tot 7005 paar. De trend in Nederland vertoont grote gelijkenissen met die in Vlaanderen: een decennialange afname gevolgd door een redelijk stabiele aantallen tijdens de laatste 10 jaar. In 2018 werd de landelijke broedpopulatie er geschat op 102.000 tot 106.000 paar. Een structureel te laag broedsucces, door predatie dan wel voedselproblemen (of in wisselwerking met elkaar), vormt er in heel wat regio’s een belangrijk probleem voor Kokmeeuwen.
Kokmeeuwen zijn echte koloniebroeders die voorkomen in allerlei water- en moerasgebieden zoals heideterreinen, grote meren en overstromingsvlaktes, maar ook langs de kust. Vaak komen ze tevens tot broeden in meer kunstmatige biotopen zoals bezinkingsbekkens van suikerfabrieken, havengebieden, in de omgeving van rijstvelden en op opspuitterreinen in industriegebieden. Ze foerageren het meest op pas gemeste of geploegde weilanden en akkers. Buiten de broedtijd komen ze verspreid voor in allerlei biotopen, zoals stranden, havens, weilanden en akkers, plassen, stortplaatsen en in stedelijke omgeving. Het zijn alleseters, maar ze voeden zich vooral met larven, slakken en wormen, die ze vinden op wei- en bouwland. Ze eten ook visjes, vogeleieren, muizen en kleine vogeltjes.
Doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (geregeld >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden).
Rode Lijst | POP-VL | KT-VL | LT-VL | KT-BEL | LT-BEL | Trend Europa |
Kwetsbaar | 10 500-13 000 | Stabiel | Afname | - | - | NS |
De voornaamste bedreigingen voor de soort zijn verdroging van vennen, bestrijding door de mens, toegenomen predatie, te hoge of te lage waterstanden, verdroging en bemesting van graslanden en habitatverlies door economische ontwikkeling.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.