Hoewel de bouw van Nijlgans doet denken aan een kleine gans, is de vogel eigenlijk een eend (of beter: 'halfgans'). De soort is vooral door de donkere vlek rondom het oog goed te herkennen. Ook is er een bruine band onder de kop aanwezig. De soort heeft zwarte vleugels met witte schouders.
De Nijlgans komt oorspronkelijk alleen voor in Jordanië, Israël en enkele delen van Afrika ten zuiden van de Sahara. In de 18e eeuw is de vogel in Europa ingevoerd als siervogel, waarna ontsnapte vogels al snel ook in het wild zijn gaan broeden. Vooral de laatste jaren is de vogel sterk in aantal toegenomen: tegenwoordig broeden minstens 2000 broedparen in Vlaanderen. De vogels trekken in de winter gedeeltelijk weg, maar zijn al vroeg weer terug om reeds januari te beginnen met broeden.
De voorkeursmethode voor de bestrijding van Nijlgans is het schudden of prikken van de eieren, ter preventie van een verdere populatie-opbouw. Volwassen Nijlganzen kunnen middels afvangst of afschot worden bestreden. Ruivangsten zijn niet zo effectief als bij de 'echte ganzen'.
De mogelijkheden tot bestrijding van Nijlgans worden geregeld door bijlage 3/1 van het Vlaamse (opent nieuw venster)soortenbesluit van 15 mei 2009(opent nieuw venster). Bestrijding mag worden uitgevoerd door de eigenaar, (ver)huurder, exploitant of grondgebruiker(s) van het terrein waar de bestrijding plaatsvindt, of door een derde op voorwaarde van schriftelijke toestemming.
De voorkeursmethode voor de bestrijding van Nijlgans is het prikken van de eieren, ter preventie van een verdere populatie-opbouw. Het prikken van eieren kan met behulp van een lange naald. Prikken gebeurt het best aan de bolle kant van het ei, waar de luchtkamer zit. Let erop dat de eieren niet beginnen te lekken. Let er ook op het nest niet te beschadigen, en de eieren schijnbaar intact te laten. Eieren kunnen afgedekt zijn door dons. Van zodra de gans doorheeft dat het nest of de eieren beschadigd zijn, zal ze een nieuw nest maken. Vermijd verstoring van andere broedvogels of kwetsbare vegetaties. Eieren kunnen ook worden geschud, doch is prikken effectiever.
Volwassen en juveniele vogels kunnen worden gevangen met kooien. De mogelijkheden tot inzet van netten, vallen en kooien worden geregeld door artikel 3/1.3 van bovengenoemd besluit. Het gebruik van Larsen-kooien blijkt zeer effectief. Dit gebeurt best in de periode dat dieren territoriaal zijn (februari tot juni). De lokgans is bij voorkeur een rustig mannetje, dat regelmatig en luid roept. Dit is best een dier dat al langer werd opgehokt. Doorgaans kan een aanwezig koppel met het gebruik van een Larsen-kooi binnen een drietal dagen worden gevangen. Gevangen dieren mogen als lokvogel worden gehouden en ingezet (op voorwaarde dat voortplanting en ontsnapping onmogelijk zijn).
De mogelijkheden tot afschot worden geregeld door artikel 3/1.3 van bovengenoemd besluit. Het gebruik van vuur-, luchtdruk- en gasdrukwapens is toegestaan, voor personen die in het bezit zijn van een geldig jachtverlof. Luchtdrukwapens hebben hierbij het belangrijke voordeel een geringere verstoring te veroorzaken.
Ruivangsten zijn niet zo effectief als bij de 'echte ganzen': ruiende dieren troepen niet samen, en zijn weinig geneigd het water te verlaten.
Bestrijdingsacties kunnen worden gemeld via dit formulier(opent nieuw venster).
Meldingen van de soort kunnen worden overgemaakt via het meldingensyteem van www.waarnemingen.be(opent nieuw venster).
Leefgebied en trend
Deze van oorsprong in Afrika (ten zuiden van de Sahara) voorkomende soort is al decennialang een wijdverspreide broedvogel in Vlaanderen. Ze broeden zowel in boomholtes als op de grond en bezetten ook vaak nestkasten voor Torenvalken. In de periode 2000-2002 werd de totale Vlaamse populatie geschat op 800-1100 broedparen. De soort gedraagt zich vaak agressief tegenover inheemse broedvogels en kan, wanneer ze in grote aantallen voorkomt, schade toebrengen aan vegetaties en gewassen. Ondanks de inspanningen om de soort te controleren via afvangst, prikken van eieren en jacht (Van Daele 2012) blijkt uit de ABV-tellingen en de zomerganzentellingen (Devisscher 2019) dat Nijlgans nog steeds toeneemt in Vlaanderen. Die toename vertaalt zich in Limburg in een stijging van 73 broedparen in 2006 tot 105 in 2018. Aan de Oostkust is er een stabilisatie rond 40 paren. Sinds 2010 stabiliseert de populatie ook in Nederland (6900-11.400 broedparen). Wellicht deels door verzadiging van bepaalde gebieden en afschot. In Wallonië nam de soort nog sterk toe van ca. 30 broedparen eind jaren 1990 tot 330-590 broedparen in 2007.
Het wettelijk statuut van deze soort wordt geregeld door de Europese verordening n° 1143/2014(opent nieuw venster) en het Vlaamse soortenbesluit van 15 mei 2009(opent nieuw venster). In alle Europese lidstaten is het sinds 2 augustus 2017 verboden om deze soort te importeren, te houden, te kweken, te vervoeren, te verhandelen, te gebruiken, uit te wisselen, of in het wild los te laten. Daarbij gelden overgangsbepalingen voor handel en eigendom (zie verder).
Rode Lijst | POP-VL | KT-VL | LT-VL | KT-BEL | LT-BEL | Trend Europa |
Exoot | Onbekend | Toename | Toename | - | - | NS |
Nijlganzen komen in het wild voor in Afrika, ten zuiden van de Sahara en in de Nijlvallei. De soort wordt in Vlaanderen als siervogel gehouden. Ontsnappingen liggen aan de basis van de in het wild voorkomende exemplaren. De vogels hebben zich weten aan te passen aan de nieuwe omgeving en blijven het jaar rond (zomerganzen). Nijlgans werd in België voor het eerst in het wild gesignaleerd in 1984. Het eerste koppel broedende ganzen werd waargenomen in 1993, in Oost-Vlaanderen.
Het wettelijk statuut van deze soort wordt geregeld door de Europese verordening n° 1143/2014(opent nieuw venster) en het Vlaamse soortenbesluit van 15 mei 2009(opent nieuw venster). In alle Europese lidstaten is het sinds 2 augustus 2017 verboden om deze soort te importeren, te houden, te kweken, te vervoeren, te verhandelen, te gebruiken, uit te wisselen, of in het wild los te laten. Daarbij gelden evenwel volgende overgangsbepalingen.
In overeenstemming met hoofdstuk 4/1 van het soortenbesluit(opent nieuw venster) mogen houders van een commerciële voorraad hun levende specimens verkopen of overdragen aan niet-commerciële gebruikers tot en met 1 augustus 2018, op voorwaarde dat de specimens in een gesloten omgeving gehouden en vervoerd worden, en alle passende maatregelen zijn genomen om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken. Na voornoemde datum kunnen specimens enkel aan gespecialiseerde instellingen worden overgedragen of verkocht.
Eigenaren van gezelschapsdieren die niet worden gehouden voor commerciële doeleinden, kunnen die dieren houden tot de natuurlijke dood ervan, op voorwaarde dat de dieren in een gesloten omgeving worden gehouden, en dat de eigenaar alle passende maatregelen neemt om voortplanting of ontsnapping onmogelijk te maken. Het is uitdrukkelijk verboden de dieren in de natuur vrij te laten.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.