De vale vleermuis is, met zijn vleugelspanwijdte van 350-450 mm en gewicht van 28-40g, de grootste West-Europese vleermuissoort. Naast de grootte zijn de dikke, roze snuit en de vrij grote, langwerpige en vlezige oren goede kenmerken. Het oor heeft aan de voorrand bovendien een duidelijke knik. Net zoals veel soorten uit zijn geslacht heeft hij een grijzig bruine, soms rossige rugvacht en een veel blekere , beige tot grijswitte buikvacht. De vleugels zijn breed met smalle vleugeltoppen. Dat stelt hem in staat om zowel snel te vliegen als zeer wendbaar te zijn.
De Vale vleermuis is een warmteminnende soort, die vooral voorkomt in open lichtbebost gebied. In het noorden van het leefgebied komen ze vooral voor rond gebouwen. De kraamkolonies bevinden zich meestal in gebouwen, als zolders en kerktorens, maar in het zuiden ook in grotten. Ze vliegen rustig en meestal laag bij de grond. Hij jaagt voornamelijk op de grond op grotere insecten. Soms worden mestkevers, meikevers en motten in de lucht gevangen, maar kevers, spinnen, sprinkhanen en krekels worden over het algemeen op de grond gevangen en opgegeten.