De Wulp is een grote steltloper met lange, gelijkmatig omlaag gebogen snavel. Het verenkleed is grijsbruin gevlekt en gestreept, met in de vlucht een opvallende, witte rugwig. De roep is een ver dragend, weemoedig "koer-li".
Bij de wulp kunnen het foerageer- en broedgebied wat verder van elkaar verwijderd en (ten dele) gescheiden liggen. Broeden gebeurt op uiteenlopende plaatsen in de heide; foerageren vaak in de vochtigere terreindelen en ook op voedselrijkere gronden buiten de heide. Volwassen wulpen leven vooral van bodemfauna zoals wormen en larven van allerhande ongewervelden. De jonge kuikens hebben echter (bovengrondse) insecten nodig en de vogels trekken na het uitvliegen dan ook met hun jongen naar de meer insectenrijke, grazige of kruidenrijke plekken in het landschap die op enige afstand van de broedplaats gelegen kunnen zijn. Ze komen niet enkel voor in grote heideduin- graslandcomplexen maar ook in het agrarische cultuurlandschap. Zo werd de oorspronkelijke broedbiotoop van de wulp, die voornamelijk bestond uit natte heide- en veengebieden, in de tweede helft van de twintigste eeuw grotendeels ingeruild voor cultuurgraslanden. Het aandeel broedvogels in de heide is tegenwoordig beperkt; enkel in de grote heidecomplexen is de soort nog goed vertegenwoordigd.
Belangrijke beheermaatregelen in de overwinteringsgebieden zijn het beschermen en herstellen van geschikt habitat (schorren en slikken, vochtige graslanden, enz.). Vooral op slaapplaatsen moet de nodige rust voorzien worden.
Nabijgelegen landbouwgebieden waar broedvogels van de heide foerageren, kunnen de kans op overleving van de jonge vogels (bijvoorbeeld van de wulp) verhogen. Een betere verweving tussen het heide- en landbouwlandschap kan de populaties ten goede komen.
Voor wulpen is het behoud van een open landschap met voldoende vochtige biotopen van belang. De soort is gebaat bij maatregelen die verdroging tegengaan en de natuurlijke hydrologie herstellen. Aangezien vooral voedselbeschikbaarheid voor de jongen een knelpunt is, zijn maatregelen die de beschikbaarheid van kruidenen insectenrijke zones verhogen, zoals het aanleggen van tijdelijke of permanente, extensief beheerde akkers of graslanden, erg gunstig. Wulpen staan bekend om hun verstoringsgevoeligheid. De dieren vliegen vaak reeds op als ze benaderd worden tot op enkele honderden meters. De soort is gebaat bij een beperking van de recreatiedruk. Dat kan door tijdens het broedseizoen ontoegankelijke (rust)zones te voorzien.
Leefgebied en trend
Sinds 2002 - toen de populatie geschat werd op 500-600 paar - wordt het broedbestand van de Wulp niet meer op Vlaamse schaal opgevolgd. Regelmatige inventarisaties op lokaal en/of regionaal niveau laten ons echter toe om de aantalsontwikkeling tijdens de laatste 15 tot 20 jaar in grote lijnen te documenteren. Daaruit blijkt dat het aantal broedparen in Vlaanderen inmiddels meer dan gehalveerd is. Voor de periode 2017-2018 komen we aan een schatting van 170-230 paar. Vooral in de Kempen zijn de aantallen in korte tijd drastisch afgenomen. In Limburg werden tijdens de atlasperiode 2000-2002 nog 200- 240 paar geteld; in 2009 was dit gedaald tot 75 en in 2018 tot hooguit een 30-tal. Gezien Wulpen hier erg verspreid voorkomen, zijn deze laatste cijfers mogelijk wel een lichte onderschatting. De nieuwe Vogelatlas zou hier meer duidelijkheid moeten in brengen, maar de Limburgse situatie lijkt in elk geval weinig rooskleurig. In de Antwerpse Noorderkempen bedroeg het broedbestand in 2012 nog 153 paar, tegenover 200-270 in 2002-2002 en 284-297 in 1981. Sindsdien zijn de aantallen er nog verder gedaald. De Kempense heideterreinen herbergen alles samen wellicht minder dan 10 paren. De verschuiving naar graslanden was aanvankelijk zeer succesvol, maar ook daar zijn de aantallen nu heel snel aan het afnemen. Buiten de Kempen is de toestand van de Wulp wisselend. Op Antwerpen-Linkeroever lijkt de soort op de terugweg met recent hooguit nog 1 of 2 territoria (tegenover 8 in 2000-2002). De kleine populatie in Vlaams-Brabant, o.a. langs de Grote Gete, houdt stand met een 15-tal paar. Tegen de algemene trend in nam de broedpopulatie in de IJzerbroeken de laatste 10-20 jaar sterk toe, met een voorlopig maximum van 39 paar in 2018. De broedgevallen aan de Oostkust in de jaren ’90 kregen echter geen vervolg meer in de periode nadien en hebben niet geleid tot de ontwikkeling van een lokale populatie. De Wulp heeft het in grote delen van Europa moeilijk om zich te handhaven. Ronduit dramatisch is de situatie in Ierland waar de soort de laatste 30 jaar een afname kende van minstens 96%. In 2015-2017 werden er daar nog amper een 140-tal paar geteld. In Groot-Brittannië is de populatie bijna gehalveerd sinds 1995. In Nederland kwamen in de atlasperiode 2013- 2015 naar schatting nog 3900-4800 paren tot broeden, een afname van 40% ten opzichte van 1990. Net als in Vlaanderen is de soort er vrijwel verdwenen in de heidegebieden. Maar ook in het landbouwgebied doen zich forse afnames voor als gevolg van een toegenomen predatie, het steeds vroeger en vaker maaien in het broedseizoen en de omzetting van bloemrijke graslanden in raaigrasakkers. Deze factoren spelen ook in de Vlaamse broedgebieden een grote rol en zorgen ervoor dat het broedsucces te laag is om de populatie in stand te houden.
De oorspronkelijke biotoop van de wulp bestond uit open heide- en veengebieden. De hoogste dichtheden kwamen voor in vochtige heideterreinen. Het leefgebied van een koppel wulpen bedraagt in optimale biotopen 5 tot 25 hectare. In suboptimale omstandigheden kan de grootte van het leefgebied oplopen tot meer dan honderd hectare. Broeden gebeurt vandaag nog op de grond, voornamelijk in wat ruigere, halfhoge (heide)vegetatie met kleinere open plekken. Foerageren gebeurt bij voorkeur in de vochtigere terreindelen met een redelijk lage, halfopen vegetatie. Naast vochtige heide, venen en venoevers worden ook graslanden in de omgeving van de heide door adulte vogels gebruikt om te foerageren, waarbij vooral naar wormen of andere bodemdieren zoals larven van langpootmuggen en andere ongewervelden wordt gezocht. De jonge kuikens hebben echter een ander dieet dan de adulte vogels en hebben bovengrondse insecten nodig. Na het uitvliegen trekken de vogels dan ook met hun jongen naar meer insectenrijke, grazige of kruidenrijke plekken in het landschap, het ‘kuikenland’.
De Wulp overwintert vooral op akkers en weilanden, maar ook op vlakke stranden en in slik- en schorgebieden. Ze brengen de nacht door op gezamenlijke slaapplaatsen, bij voorkeur gebieden met voldoende ondiep water (natte graslanden, schorren, opgespoten terreinen, ) en rust.
Doortrekker/overwinteraar in internationaal belangrijke aantallen (occasioneel >1% van de biogeografische populatie in 1 of meerdere gebieden).
Rode Lijst | POP-VL | KT-VL | LT-VL | KT-BEL | LT-BEL | Trend Europa |
Bedreigd | 170-230 | Afname | Afname | Afname | Afname | Stabiel |
Habitatverlies, vervuiling en verstoring zijn de voornaamste bedreigingen voor de soort.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.