De landbouwsector is de jongste decennia sterk geïntensiveerd. Op grote oppervlakten kweken landbouwers steeds meer dezelfde gewassen. Toch is in dat landbouwlandschap ook plaats voor natuur: in gras- en bloemenstroken, bermen, bomenrijen, rietkragen, hagen en poelen, of op de akkers en weides zelf. Deze plekken vormen een thuis voor heel wat typische planten en dieren. Dat alleen al maakt ze waardevol, maar de natuur biedt ook veel voordelen aan de landbouw.
Zo bevat een bodem allerlei levende organismen, van bacteriën en schimmels tot regenwormen en duizendpoten. Allemaal verwerken ze organisch materiaal tot voedingsstoffen die gewassen kunnen opnemen en tot organisch stof dat de structuur van de bodem verbetert. Hierdoor verhogen ze de kwaliteit van de bodem. Dat is goed voor de landbouwers, want een hogere bodemkwaliteit leidt tot betere gewassen.
Een bodem kan verdrogen en verdichten, en de vruchtbare bovenlaag kan wegwaaien of -spoelen. Met een goede structuur is een bodem minder vatbaar voor erosie, laat hij regenwater beter insijpelen en houdt hij het langer vast. Dit helpt overstromingen en wateroverlast in lager geleden gebieden te voorkomen en zorgt ervoor dat er ook in periodes van droogte water beschikbaar blijft voor onder meer landbouwgewassen. Zo zijn we beter beschermd tegen de gevolgen van de opwarming van de aarde.
Door de manier waarop ze de bodem bewerken en door de gewaskeuze kunnen landbouwers erosie voorkomen. Natuurlijke elementen zoals grasstroken en houtkanten vangen de bodemdeeltjes die alsnog afspoelen op. Op die manier vermijden landbouwers dat de vruchtbare bovenlaag van hun grond verloren gaat. De maatschappij is hier ook bij gebaat, want modderstromen veroorzaken overlast en vervuilen onze waterlopen met slib, meststoffen en pesticiden. Een gezonde bodem doet dus ook de kosten voor waterzuivering dalen.
Hoe beter de kwaliteit van de bodem, hoe groter de kans op een goede opbrengst voor de landbouwer. We zijn wat we eten, zegt men wel eens. Als de bodem verarmt, verarmt ook onze voeding. Bovendien hebben we ook gezonde bodems nodig voor andere grondstoffen, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van nieuwe medicijnen.
Niet alleen de bodem helpt de landbouw, ook allerlei dieren die in planten- en bloemenstroken leven, doen dat. Denken we maar aan bijen en hommels, die zorgen voor de bestuiving van allerlei gewassen. Bessenstruiken, appel- en perenbomen, en gewassen zoals pompoen en courgette kunnen niet zonder deze natuurlijke bestuivers.
Ook andere insecten hebben hun nut in de landbouw. Lieveheersbeestjes bestrijden schadelijke bladluizen op een natuurlijke manier. Die een natuurlijke manier van plagen te bestrijden is een alternatief voor het gebruik van pesticiden. Dat houdt ons voedsel gezonder en het water in de bodem en in onze rivieren zuiverder.
Als bepaalde stroken niet te vaak gemaaid worden, kunnen er ook grotere dieren leven: fazanten of zelfs reeën. Daar zijn niet alleen jagers blij om: een van deze dieren in het wild spotten maakt veel mensen gelukkig.
Landbouwstreken met veel natuur zijn aantrekkelijker. Mensen zoeken bloemenstroken op voor het maken van kinder- of huwelijksfoto’s. In het voorjaar trekken duizenden dagjesmensen naar Haspengouw om er de bloeiende fruitbomen te bewonderen. De plaatselijke landbouwers kunnen er hun inkomen aanvullen met opbrengsten uit toerisme.
Van natuur genieten we niet alleen, we kunnen er ook veel van opsteken. Natuur houdt en maakt ons ook gezonder. Dat is het idee achter zorgboerderijen, die mensen met een beperking opvangen en aangepast werk bieden, dicht bij de natuur.
Landbouwers zijn elke dag bezig met het produceren van onze voeding. Daarbij kunnen ze alle hulp gebruiken, ook van de natuur. Natuurvoordelen zijn vaak beter en goedkoper dan andere oplossingen. Daarom zorgen we ook in landbouwgebied best voor een rijke, diverse en gezonde natuur. Dat is niet alleen goed voor de planten en de dieren die er leven, maar ook voor de landbouwers zelf.