Founder effect

Stel dat er twee dieren uit een populatie migreren naar een gebied waaruit de soort is verdwenen. Stel dat er in de oorspronkelijke populatie voor een bepaald gen 12 verschillende allelen waren (voor een goed begrip van deze tekst, kan het interessant zijn eerst de fiche over 'allel' te bekijken). Een dier beschikt voor elk gen over twee allelen. In de nieuwe populatie kunnen dus maximaal nog 4 verschillende allelen voorkomen. In het slechtste geval, als beide dieren homozygoot zijn voor hetzelfde allel, komt er maar 1 allel voor. Sommige (gunstige) allelen zullen in een populatie vaker voorkomen dan andere (ongunstige). In een grote populatie zorgt natuurlijke selectie ervoor dat gunstige allelen vaker voorkomen, maar de selectie van de dieren de nieuwe populatie stichten berustte enkel op toeval. Als één van beide dieren toevallig over zo'n zeldzaam allel beschikt, kan het in de nieuwe populatie veel vaker tot uiting komen dan oorspronkelijk het geval was, wat bijvoorbeeld kan leiden tot een lagere levensverwachting van de nakomelingen. Omgekeerd kan het natuurlijk ook zo zijn dat toevallig enkel gunstige allelen werden geselecteerd. In elk geval leidt het founder effect tot een afname van de zogenaamde allelische diversiteit.