Bouwen aan groenexpertise

LSVI

Lokale Staat Van Instandhouding

Definitie:

Het begrip “lokale staat van instandhouding” (LSVI) is gekoppeld aan het Europees natuurbeleid. We wensen namelijk dat de beschermde habitattypes en soorten van het Natura 2000 netwerk in een goede staat zijn. Om op een bepaalde locatie (lokaal-niveau) na te gaan of een populatie of habitat in goede staat is, zijn er criteria opgesteld. Deze criteria werken met grenswaarden, zo kan je bij een evaluatie nagaan of deze grenswaarde behaalt wordt of niet. Indien niet dan is de lokale staat van instandhouding ongunstig, indien wel dan is deze gunstig.

Voor alle in Vlaanderen aanwezige Europees beschermde habitattypes, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten zijn deze criteria opgesteld door het inbo. Per soort of habitattype zijn de verschillende criteria samengevat in een tabel de zogenaamde LSVI-tabel.   

Je kan de verschillende tabellen vinden in 3 rapporten (habitattypes, habitatrichtlijnsoorten, vogelrichtlijnsoorten) op de website van het inbo:

Ook voor regionaal belangrijke biotopen en de andere vegetatie-natuurstreefbeelden is een beoordelingskader opgesteld door het inbo(opent nieuw venster). Dit beoordelingskader werkt zoals de LSVI, maar de term LSVI is voorbehouden voor Europees beschermde habitattypes. 
 

Uitgebreid:

We bespreken hier een voorbeeld van een LSVI-tabel om het duidelijker te maken. Stel je staat in een glanshaverhooiland wat een Europees beschermd habitatype is met code 6510_hu. Als beleidsmaker, beheerder, MER-deskundige, wetenschapper,.... kan het dan interessant zijn de lokale staat van instandhouding te kennen van dit grasland. De eerste belangrijke stap is het bepalen van het habitattype. Dit doe je niet met de LSVI-tabellen maar met de habitatsleutels van het inbo. Je gebruikt de LSVI-tabellen dus pas als je het habitattype bepaalt hebt.

Wanneer je zeker bent dat je met een 6510_hu (glanshaverhooiland) te maken hebt kan je met behulp van de juiste LSVI-tabel (zoek naar de tabel van 6510_hu in het rapport(opent nieuw venster)) de lokale staat van instandhouding bepalen. Elke LSVI-habitattype-tabel bestaan uit 2 delen zijnde A) habitatkarakteristieken en B) beoordelingsmatrix. In deel A krijg je een omschrijving van de te bekijken criteria in deel B krijg je de grenswaarden waaraan de criteria moeten voldoen om in goede toestand te zijn.

In ons glanshaverhooiland moeten we bijvoorbeeld kijken naar aantal sleutelsoorten. Welke soorten sleutelsoorten zijn lees je in deel A, hoeveel sleutelsoorten je minimaal moet hebben staat in deel B (7 of meer). Het aantal sleutelsoorten is niet het enige criterium er wordt ook gekeken naar de verticale structuur, de dominantie van soorten, de aanwezigheid van verstoringsindicatoren, de oppervlakte van het habitattype en de habitatclusteroppervlakte. Wat men juist verstaat onder habitatclusteroppervlakte en andere belangrijke zaken om de LSVI-tabellen juist te gebruiken kan je lezen in hoofdstuk 2 van het Habitattypen(opent nieuw venster)-rapport(opent nieuw venster).