Bouwen aan groenexpertise

Verondieping

Vissen in het nauw

Definitie:

Onder verondieping wordt verstaan het ondieper worden van het water door slibvorming.

Veel waters in Vlaanderen zijn ondiep als gevolg van een aangroeiende sliblaag. Dit natuurlijke verlandingsproces treedt in alle stilstaande waters op. Door het ondieper worden verdwijnen belangrijke overwinteringsplaatsen voor vissen. Vooral in kleinere watersystemen waar de vis niet naar andere diepere (delen van) waters kan trekken vormt dit een knelpunt. De waters kunnen zelfs zo ondiep worden dat ze in de zomer droogvallen of tijdens strenge winters tot de sliblaag bevriezen, waardoor massale vissterfte optreedt. De verdergaande verlanding (successie) en een steeds dikker wordende sliblaag verkleinen de draagkracht van het water voor vissen. Vooral voor vissen die hun voedsel in en rond de bodem zoeken. De soortendiversiteit van en de hoeveelheid in en op de bodem levende organismen (wormpjes, mosseltjes etc.) nemen af door de dikke, zuurstofverbruikende sliblaag. Ook waterplanten kunnen zich door de dikker wordende sliblaag steeds minder goed vestigen of ontwikkelen. Op plaatsen waar de bodem met een dikke sliblaag wordt bedekt, neemt het zuurstofgehalte in de ondiepe waterkolom af door rotting van de organische stoffen uit de sliblaag. De kans op vissterfte neemt hierdoor toe, vooral als er in de winter langdurig sneeuw op het ijs ligt

Uitgebreid:

Door regelmatig baggeronderhoud in de dichtslibbende waters kan verondieping worden tegengegaan. Verder kunnen overwinteringsplaatsen worden gecreëerd door op sommige plaatsen diepere putten te baggeren. Bijvoorbeeld 1 meter dieper dan de aangehouden baggerdiepte. Als het gaat om overwintering van de totale visgemeenschap kan als norm worden aangehouden dat voor iedere 500 kilogram vis 7500 kubieke meter water onder de ijslaag aanwezig en bereikbaar moet zijn voor de vis om deze hoeveelheid vis gedurende 60 dagen van zuurstof te kunnen voorzien. Er mag dan geen zuurstofverbruikende baggerlaag aanwezig zijn in het water. Bij berekening van de hoeveelheid beschikbaar watervolume mag de hoeveelheid water die wordt ingenomen door ijsvorming uiteraard niet worden meegerekend. Dit komt voor een watergang van ongeveer 10 meter breed neer op een minimale diepte van 110 centimeter. Diepere gaten in waters met een waterafvoerende functie zullen sneller dichtslibben dan diepe gaten in bijvoorbeeld meren en plassen. Het is daarom belangrijk dat overwinteringsplaatsen frequent worden gebaggerd zodat zij ook op diepte blijven.