Bij maaibeheer zetten we de vegetatie kort. In een gazon wordt dit vele keren tijdens het groeiseizoen gedaan. Bij hooilanden maaien we 1, 2 of 3 keer per jaar en bij ruigtes maaien we maar 1 keer om de 2 tot 5 jaar. In tuinen zullen we voor te maaien gebruiken maken van kleine toestellen zoals een grasmaaier voor het gazon en een zeis, bosmaaier of een 1-assige trekker met maaibalk voor een hooilandje. Buiten de tuin maaien we met grotere toestellen zoals cirkelmaaiers, maaibalken en klepelmaaiers die we meestal op tractors monteren. Wanneer we een vegetatie afmaaien ruimen we het afgemaaide materiaal op. Dit om voedingstoffen te verwijderen (verschralen) en de vegetatie open te maken zodat minder krachtige groeiers ook een kans krijgen. In graslanden gebeurt dit als hooi of via natte afvoer. Bij hooibeheer keren we het gemaaide gras een aantal keer om zodat het kan drogen en persen het dan samen tot balen om van het grasland te halen. Bij natte afvoer wordt het maaisel onmiddellijk opgeraapt of opgezogen na het afmaaien. Het afmaaien van de vegetatie is voor vele diersoorten een drastische ingreep. De plaats waar ze schuilen, hun eitjes afzetten of waar de rupsen leven is plots verdwenen. Daarom is het belangrijk voldoende vegetatie te laten staan. Als men maar 1 of 2 ha maait kan dit door in de randen een ruigte te laten. Maaien we meerdere hectares dan werken we gefaseerd. Bij gefaseerd maaibeheer laten we een deel, minstens 1/5 van het hooiland staan tot het volgende jaar.