Belangrijke begrippen bij graslandbeheer

Maaien en afvoeren

Bij maaibeheer zetten we de vegetatie kort. In een gazon wordt dit vele keren tijdens het groeiseizoen gedaan. Bij hooilanden maaien we 1, 2 of 3 keer per jaar en bij ruigtes maaien we maar 1 keer om de 2 tot 5 jaar. In tuinen zullen we voor te maaien gebruiken maken van kleine toestellen zoals een grasmaaier voor het gazon en een zeis, bosmaaier of een 1-assige trekker met maaibalk voor een hooilandje. Buiten de tuin maaien we met grotere toestellen zoals cirkelmaaiers, maaibalken en klepelmaaiers die we meestal op tractors monteren. Wanneer we een vegetatie afmaaien ruimen we het afgemaaide materiaal op. Dit om voedingstoffen te verwijderen (verschralen) en de vegetatie open te maken zodat minder krachtige groeiers ook een kans krijgen. In graslanden gebeurt dit als hooi of via natte afvoer. Bij hooibeheer keren we het gemaaide gras een aantal keer om zodat het kan drogen en persen het dan samen tot balen om van het grasland te halen. Bij natte afvoer wordt het maaisel onmiddellijk opgeraapt of opgezogen na het afmaaien. Het afmaaien van de vegetatie is voor vele diersoorten een drastische ingreep. De plaats waar ze schuilen, hun eitjes afzetten of waar de rupsen leven is plots verdwenen. Daarom is het belangrijk voldoende vegetatie te laten staan. Als men maar 1 of 2 ha maait kan dit door in de randen een ruigte te laten. Maaien we meerdere hectares dan werken we gefaseerd. Bij gefaseerd maaibeheer laten we een deel, minstens 1/5 van het hooiland staan tot het volgende jaar.

Maaidatum

De datum waarop je maait is de maaidatum. Meestal spreken we van een maaiperiode, zoals half juni of eind augustus. Een paar dagen vroeger of later maakt niet zoveel uit.

Gefaseerd maaibeheer

Bij gefaseerd maaibeheer wordt een deel van het grasland niet gemaaid. Dat kan aan de rand zijn of een vlek midden in het perceel. Bij een volgende maaibeurt in hetzelfde jaar, laat je best op dezelfde plaats de vegetatie staan. Zodanig dat er een deel van het grasland een volledig jaar niet wordt gemaaid. Het jaar daarop kies je een ander deel, anders krijg je een ruigte. Gefaseerd maaien is zeer belangrijk voor insecten. Ook ruigtes moet je zeker gefaseerd maaien. Als je een ruigte om de 3 jaar maait kan je bijvoorbeeld elk jaar 1/3 maaien. Zo blijft er altijd 2/3 staan voor de fauna.

Ruigte

Ruige vegetatietypes of ruigten bestaan uit hoogproductieve, concurrentiekrachtige, kruidachtige plantensoorten. Op voedselrijke gronden bv. Grote brandnetel en Boerenwormkruid. Op vochtige gronden Moerasspirea, Echte valeriaan en harig wilgenroosje. De vochtige ruigte is trouwens zeer bloemenrijk. Het is een vegetatie dat kan ontstaan uit graslanden als je deze een paar jaar niet maait. Of ze ontstaat op verstoorde grond als hier nog geen struweel of bos op staat. Als een ruigte in een bosrand staat noemen we het een zoom.

Verruiging

Onder verruiging verstaat men doorgaans de vestiging van soortenarme vegetaties met veel algemene, en dus binnen het natuurbeheer ongewenste, soorten.

Vervilting

Als het gras niet gemaaid of afgegraasd wordt, leggen de halmen zich plat en sterven ze af. Het resultaat is een dik pak opeengestapeld gras waarvan de onderste laag langzaam verteert. Ook als je het afgemaaide gras niet goed afvoert krijgt een viltlaag. Vilt is dus een moeilijk doordringbare laag van dood gras.