Bossen en klimaatverandering
De klimaatverandering heeft een grote invloed op de gezondheidstoestand van onze bossen. Tegelijk wordt ook sterk naar bossen gekeken als deel van de oplossing, met name via koolstofopslag in het hout...
Bossen hebben niet alleen een probleem, ze zijn ook deel van de oplossing. Bossen kunnen immers als geen ander ecosysteem koolstof vastleggen, zowel boven- als onder de grond, en zo het broeikasgas CO2 in de atmosfeer verminderen.
De hoeveelheid koolstof onder de grond is heel variabel maar kan gemakkelijk even groot of groter zijn dan boven de grond. In moerasbossen kan dat zelfs 3 à 4 keer zo groot zijn. In ons klimaat zit gemiddeld 60% van de totale koolstof van een bos onder de grond. Die hoeveelheid wordt positief beïnvloed door de bodemvruchtbaarheid, de bodemvochtigheid, de bosleeftijd en de bodembiodiversiteit: hoe hoger al deze factoren, hoe meer koolstof er opgeslagen zit onder de grond. De betekenis van ecologische continuïteit van bos voor de ondergrondse koolstofopslag is niet te onderschatten: op zure bodem in het oosten van Duitsland blijken bossen, die ouder zijn dan 230 jaar, veel meer koolstof op te slaan dan 100-200 jaar oude bossen, vooral in de diepere minerale bodem.
Oude en natte bossen op een venige bodem zijn dus ‘koolstof-hotspots’.
De stabiliteit van deze ondergrondse koolstof is variabel. Een deel is vrij labiel, het is onderhevig aan fragmentatie, oxidatie en mineralisatie. Een ander deel is stabiele humus die een heel duurzame koolstofvoorraad vormt. Enkel bij een zware verstoring, zoals verdroging, ontbossing of bodemverstoring, zal de stabiele koolstofvoorraad afgebroken worden en zullen er grote hoeveelheden CO2 vrijkomen.
Om deze ecosysteemdienst te optimaliseren is het dus belangrijk om natte bossen niet te draineren of integendeel de natuurlijke hydrologie te herstellen, en ontbossingen zoveel mogelijk te vermijden, zeker van locaties met een lange continuïteit als bos. De koolstofvoorraad wordt immers heel geleidelijk opgebouwd in de bodem. Je kan een ontbossing dus niet in een handomdraai compenseren.
Rond koolstofopslag en bosbeheer bestaan veel misverstanden.
Zo veronderstellen sommigen dat onbeheerde bossen geen bijdrage leveren aan de koolstofbalans, omdat deze bossen in een dynamisch evenwicht verkeren, waarbij aangroei en afbraak met elkaar in evenwicht zijn. Dat klopt niet. In Vlaanderen, waar onbeheerde bossen altijd vertrekken van voormalig beheerde bossen, zal ‘niets doen’ altijd aanleiding geven tot netto-koolstofopslag. Deze bossen starten immers met een bovengrondse biomassa die vaak nauwelijks de helft bedraagt van het natuurlijk ‘potentieel’.
Anderzijds is het soms moeilijk uit te leggen dat kappen van bomen ook kan bijdragen aan de koolstofbalans. De uiteindelijke koolstofbalans zal sterk afhankelijk zijn van o.a. het beheertype, de intensiteit van kapping, boomsoortenkeuze, voorgeschiedenis... Een netto positieve koolstofbalans is mogelijk voor een duurzaam, multifunctioneel beheerd bos als je ook het substitutie-effect mee in rekening neemt. Het substitutie-effect betekent dat we ook rekening houden met de koolstofuitstoot die we vermijden door hout te gebruiken als biobrandstof of als grondstof ter vervanging van grondstoffen die veel fossiele brandstof verbruiken bij hun productie, zoals staal, aluminium, beton, plastic enz.
Via de beheerkeuzes en beheermethodes kunnen we een grote invloed uitoefenen op de totale koolstofbalans van het bos. Hieronder geven we een aantal aanbevelingen:
Deze aanbevelingen zijn belangrijk voor alle bossen, maar des te meer voor natte bossen en vooral oude bossen. Zij hebben al eeuwenlang koolstof opgeslagen en daardoor hebben zij hoge koolstofvoorraden. Naast hun uitzonderlijke ecologische waarde, zijn deze bossen ook heel belangrijk als ‘koolstof-hotspots’ en ze moeten dus zo goed mogelijk beschermd en behouden worden.