Het planten van een knotboom

Aanplanten

Het ongeworteld aanplanten van knotwilgen en populieren is zeer eenvoudig. Meestal gebeurt dit in de winter. Een stek of een poot van een schiet- of kraakwilg is het belangrijkste wat je nodig hebt. Stekken zijn twijgen van 1 jaar met een diameter van 1,5 tot 2 cm. Poten zijn 2 tot 5-jarige takken met een diameter tussen 2 en 6 cm. en een minimum lengte van 2,5 meter. Bij nieuwe aanplantingen worden stekken gebruikt, de poten dienen voor het opvullen van gaten in een bestaande aanplant. Populieren slaan wel wat moeilijker aan dan Wilgen. Alle andere knotbomen moeten met wortel worden geplant.

Nadat van de stek de zijtakjes verwijderd zijn, wordt de stek onderaan schuin weg gesneden. Om de vorming van wortels te stimuleren, wordt onderaan op een drie- tot viertal plaatsen de bast in repen (± 15 cm.) los gescheurd. Daarna kan de stek gewoon in voldoende vochthoudende grond geplant worden. De meest geschikte groeiplaats is een neutrale, vochtige, humusrijke, lemige zandgrond.

Poten worden met behulp van een grondboor één meter diep geplant. Bij hardere grond wordt eerst een kubusvormig plantgat van 30 cm gegraven. Met een grondboor (doorsnede 10 cm) wordt daarna het plantgat tot een diepte van 75 cm uitgeboord. De laatste 25 cm moet men proberen om de staak in de grond te duwen. Nadien stevig aandrukken zodat de pas geplante staak stevig aan zijn nieuwe leven kan beginnen. Op de gewenste hoogte kan de toekomstige knotboom afgezaagd worden. Het poten van takken houdt risico’s in omdat eventuele besmetting met watermerkziekte nog niet duidelijk is, let dus op welk plantmateriaal je gebruikt.

De plantafstand kan sterk variëren, hou in ieder geval rekening met een afstand van minimaal 3 à 4 meter wanneer de sloten geschoond moeten worden door de gemeente. Schiet de aanplanting goed aan dan kan na drie à vier jaar uitgedund worden. Dat wil zeggen dat men een deel planten wegneemt om de onderlinge afstand te vergroten. Poten worden meteen op een afstand van zes à acht meter aangeplant. Onregelmatigheden in plantafstand zorgen voor een grotere variatie in het landschap, bovendien worden allerlei groeivormen bevorderd die de knotwilg kan aannemen.

Bescherming en steunmateriaal

Bescherming van de jonge geplante stekken/poten tegen vraat en schuren is noodzakelijk. Een boommanchet biedt bescherming tegen wildvraat. Om te vermijden dat weidedieren het boompje plunderen zal een degelijke afrastering voorzien moeten worden. Een afstand van één meter tussen de stekken en het raster is niet overdreven, als je bijvoorbeeld weet dat paarden en geiten er alles voor over zouden hebben om de bast af te vreten.

Op winderige plaatsen is het raadzaam om de jonge bomen te verstevigen met boompalen en -banden. Dit geldt sowieso voor andere soorten. Plaats de palen voor je de boom plant. Zorg er voor dat de boom niet tegen de palen kan schuren. Verwijder maximaal na een paar jaar de steunmaterialen zodat deze niet kunnen ingroeien of erger, de transportvaten van de knotboom afgeloten worden.