Inleiding graslandfases
De biodiversiteit van graslanden is erg afhankelijk van de voedselrijkdom. In zeer voedselrijke graslanden die veel bemest worden, is de biodiversiteit laag. Wanneer je deze...
Graslanden zijn biotopen met bijna enkel kruidachtige planten, zoals bijvoorbeeld Margrieten en Gestreepte witbol. Met begrazing of maaien wordt de vegetatie een of meerdere keren per jaar kort gezet. Hierdoor groeien in een grasland geen houtachtige soorten of hogere kruiden. Bij nalaten van beheer wordt een grasland een ruigte en vervolgens struweel en bos.
Verken hieronder de eigenschappen van een Glanshaverhooiland.
Belangrijke ecologische kenmerken van graslanden zijn:
Verder zijn ook het beheer (wordt het gemaaid dan wel begraasd) en nog extra kenmerken buiten de LSVI belangrijk voor fauna, zoals kale plekjes (zonplekjes insecten, nestplaatsen zandbijen), microreliëf, de aanwezigheid van een enkele wilgen- of bramenkoepel (broedplaats zangvogels), mest zonder ontwormingsmiddelen (mestfauna en de daarvan afhankelijke insecteneters), voldoende oppervlakte met afwezigheid van opgaande elementen (weidevogels), molshopen (zonplekjes voor vlinders), etc.
Een goed startpunt om graslanden te beheren vind je hier:
Deze pagina en interactieve figuur werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).