Inleiding heide

Heides, vennen en venen zijn natuurstreefbeelden van (zeer) voedselarme, zure bodems. Iets rijker en we komen bij de heischrale graslanden terecht. Als het beheer, zoals maaien en begrazen, van heide stopt, gaan deze vegetaties over in Eiken-Berkenbossen.
Verken hieronder het natuurstreefbeeld Droge heide. We geven hieronder de criteria waarop de verschillende heidestreefbeelden worden beoordeeld.
 

Leeftijd

Bij de beoordeling van de structuur van een droge heide is de ouderdomsstructuur van Struikhei zeer belangrijk. De levenscyclus van Struikhei kent 4 fasen:

  • pionierfase: kolonisatiestadium, waarbij jonge planten samen voorkomen met een aantal andere soorten (totdat de planten 2 tot 6 jaar oud zijn)
  • Opbouwfase: het stadium van maximale groei en productiviteit. Individuen groeien samen en een dichte begroeiing ontstaat van een gelijke leeftijd (totdat de planten 10 tot 15 jaar oud zijn). Struikhei domineert.
  • Volwassen fase: Fase waarin de begroeiing onregelmatig wordt en er tekenen van gaten ontstaan (totdat de planten 20 tot 25 jaar oud zijn).
  • Afsterffase of degeneratiefase: stadium waarin de planten afsterven vanuit het centrum waardoor er grote gaten in de vegetatie ontstaan.

Elke fase verschilt qua bedekking, productie en bloei van Struikhei, maar ook qua microklimaat, soortensamenstelling en reactie op beheer. Hoe meer fasen in een heide aanwezig zijn, hoe structuurrijker, hoe soortenrijker en hoe robuuster de heidehabitat is. Een eenvormige ouderdomsstructuur hangt meestal samen met een onaangepast beheer.

Dwergstruiken

Heidehabitats worden gekenmerkt door een dominantie van dwergstruiken, meestal Struikhei in het geval van droge heide of Dopheide als de bodem vochtiger is. Maar ook Stekelbrem, Kruipbrem, Rode bosbes en Rode dophei komen voor in een goed ontwikkelde heide.  

Naast deze dwergstruiken, is Pijpenstrootje (een grassoort) meestal de enige andere soort met een hogere bedekking. Daarom werd beslist dat een heide pas in een goede of voldoende staat is bij dominantie van dwergstruiken. Bij een dominantie van grassen spreken we van een gedegradeerde lokale staat. De drempelwaarde tussen de twee ligt bijgevolg op 50%. Deze drempelwaarde werd behouden voor soorten zoals Adelaarsvaren en braam die in Droge heide op verruiging duiden.

Bij vochtige heide spelen meer plantensoorten een rol zoals Veenpluis of Beenbreek. Het aandeel dwergstruiken kan daar lokaal lager liggen, ook al is de Vochtige heide in goede staat.

Deze pagina en interactieve figuur werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).