Het Dennen-Eikenbos met Gewone braam is een vaak aangetroffen bostype op voedselarme grond met slechts weinig karakteristieke soorten. Het kan evengoed een rompgemeenschap zijn van het Eiken-Beukenbos, hoewel het nauwer aanleunt bij de andere Dennen-Eikenbossen dan bij de Eiken-Beukenbossen. De toename van bramen op zand- of zandleemgronden kan duiden op externe toevoer van stikstof door atmosferische depositie of door direct inwaaien van meststoffen van nabijgelegen landbouwgronden. Maar ook veranderende lichtomstandigheden door vermindering van de vitaliteit van de boomlaag of door selectieve kap kunnen zorgen voor meer braam. Daarnaast kan het ook een gevolg zijn van het natuurlijk proces van humus- en bodemontwikkeling.
Naast Gewone braam zijn Brede en Smalle stekelvaren de meest abundante soorten. Deze zijn voor hun kieming afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende dood (tak)hout. Het voorkomen van onder meer Wijfjesvaren, Gewone salomonszegel, Wilde kamperfoelie en Adelaarsvaren (zij het in mindere mate) duidt op de potenties van dit type in de richting van een Eiken-Beukenbos. Het grote verschil met het Essen-Elzenbos met Gewone braam (type D3) is het ontbreken van Grote brandnetel en andere soorten van voedselrijke bodems.