Het Gewoon kweldergras-verbond is een uiterst soortenarme pioniersvegetatie op zilte standplaatsen. Ze wordt gedomineerd door de Kweldergras. Het is in de eerste plaats een vegetatie van buitendijkse gebieden (lage schorren) die slechts sporadisch binnendijks aangetroffen wordt en dan meer bepaald uitsluitend in de Zwinpolders of de Historische Polders van Oostende.
Dit vegetatietype is binnendijks met opnames gedocumenteerd van: • West-Vlaanderen: een zilte wei tussen Kleine Keignaard en Pierskillegeleed te Oudenburg, de Nieuwe watergang in de Zwinpolders te Knokke, de Gouverneurspolder en de Willem-Leopoldpolder aan weerszijden van de Dievegatkreek in de Zwinpolders te Knokke, een kleiwinning nabij het Fort Isabella in de Zwinpolders te Knokke.
Deze vegetatie is binnendijks slechts bekend van een zilte wei in de Historische Polders van Oostende, tussen de Kleine keignaert en het Pierskillegeleed (Vanhecke 1984), van de kreekranden van de Dievegatkreek-Nieuwe watergang te Knokke (Vanhecke 1985) en van de kleiputten nabij het Oud Fort Isabella, eveneens te Knokke (Zwaenepoel 2001). De eerste vindplaats is inmiddels vernietigd door opvulling van de laantjes en depressies in het weiland. In de nog bestaande locaties gaat het om vrij open zandige klei-stroken, die nog slechts door wat Zeekraal gescheiden zijn van de kreek (Dievegat) of van een zilte depressie (Fort Isabella). De helling van het substraat is uiterst summier, wat vermoedelijk vrij essentieel is opdat Gewoon kweldergras een kans zou maken. Aan de bovenzijde grenst de vegetatie aan Bleek of Stomp kweldergras en bij iets steilere hellingen is de kans groot dat die twee vegetaties niet meer naast elkaar voorkomen, maar dat alleen de Stomp kweldergrasvegetatie resteert. Behalve die zeer geleidelijke gradiënt nat-droog is ongetwijfeld ook het hoge zoutgehalte verantwoordelijk voor het voorkomen van de vegetatie, ook al is dat zoutgehalte ongetwijfeld sterk wisselend, naargelang het seizoen en de hoeveelheid neerslag. Wat betreft het al dan niet vermeende fenomeen van systematische verzilting van de polders verwijzen we naar hoofdstuk 1. Verder is begrazing vrij essentieel voor het voortbestaan van de vegetatie. Recent is de begrazing door vee voor een groot gedeelte van de Dievegatkreek weggevallen, door het afbakenen van een ongeveer 20 m brede strook. Voor bepaalde vegetaties betekende dat een uitbreiding, voor de Associatie van Gewoon kweldergras is het echter bedreigend. Alleen begrazing door vogels (ganzen, …) biedt wellicht nog enig uitstel van executie.
De polderlandschappen waarin deze vegetatie voorkomt zijn de jongste van onze polders, en minstens in het geval van de kleiputten nabij Fort Isabella is de voorgeschiedenis van de vegetatie nog recenter dan het ontstaan van de polder aangezien de kleiputten amper een halve eeuw oud zijn. De meest relevante historiek is deze van de Keignaardpolder, omdat die een goed idee heeft over de mogelijke levensduur van de Associatie van Gewoon kweldergras. Hoewel er over de precieze indijking van de historische polders van Oostende heel wat tegenspraken in de literatuur bestaan (Ameryckx 1949) zijn de grote lijnen, relevant voor de vegetatieontwikkeling nadien, toch wel duidelijk. Na de slag bij Nieuwpoort (1600) staken de Nederlanders de duinen ten oosten van Oostende stad door, om de stad te verdedigen tegen de Spanjaarden. Zo kwam de streek rond Oostende bij vloed regelmatig onder water en werd de Oostgeul met verschillende vertakkingen (de huidige kreekrelicten) gevormd. In 1604 namen de Spanjaarden de stad toch in en tussen 1608 en 1612 werd op aanvraag van het Brugse Vrije een ringdijk rond het overstroomde gebied aangelegd om de overstromingen te beperken. In 1622 werd inmiddels het kanaal Brugge Oostende voltooid. In 1626 werd de Gauweloze kreek ingedijkt. In 1627 en 1663 werd de dijk echter tweemaal opnieuw doorgestoken om de haven beter te kunnen spoelen. Op dat moment zou volgens Ameryckx de Keignaardkreek nog niet bestaan hebben of minstens nog niet zo groot geweest zijn. Ze zou vermoedelijk pas in 1664 gevormd zijn. Ook in 1664 werd het kanaal Plassendale-Oostende vernieuwd, zodat het nu in een rechte lijn tot Oostende liep. Ongeveer gelijktijdig werd de Zandvoorde dijk aangelegd. Het door die nieuwe kanaaldijken en andere dijken ingesloten gebied werd opnieuw onder water gezet, waarbij dan de Keignaardkreek zou ontstaan zijn en waarbij de Gauweloze kreek opnieuw zou uitgeschuurd worden. De Keignaardkreek zou uitgeschuurd zijn in de oude loop van het gegraven kanaal Plassendale-Zandvoorde-Oostende. In 1700 achtte men de spoelfunctie van de Keignaardkreek onvoldoende opwegend tegen het gevaar voor overstroming en werd de kreek afgedamd. In 1720 worden nieuwe gedeelten ingepolderd door de aanleg van de Gemeene dijk en de Schorredijk en daarna kon men opnieuw op een veiliger manier de Keignaertpolder, de Catharinapolder en de Snaaskerkepolder als spoelpolder gaan gebruiken. In 1744 werd de Catharinapolder ongeschikt bevonden als spoelpolder en ingedijkt (Polderdijk). In 1780 was ook de Keignaardpolder te hoog opgeslibd om nog volledig functioneel te zijn. De Snaaskerkepolder slibde als laatste dicht. In 1803 werd het systeem van spoelpolders volledig afgeschaft door Napoleon en werd ook de polder van Snaaskerke gesloten. De ontzilting van de historische polders is dus een feit sinds zo’n 300 jaar voor de voor ons meest relevante Keignaardkreek. Tegelijkertijd blijkt dat na een dergelijke periode van ontzilting de Associatie van Gewoon kweldergras op zijn allerlaatste benen loopt, zij het dan dat de doosteek gegeven is door agrarische verbeteringswerken en niet door de ultieme verzoeting van het biotoop. De grotere abundantie van de Associatie van Gewoon kweldergras in de Zwinpolders valt goed te rijmen met de nog recentere inpoldering. Voor een gedetailleerd overzicht verwijzen we naar Coornaert (1974). De Willem-Leopoldpolder die in 1872 door België en Nederland samen tot stand werd gebracht (en genoemd is naar beide koningen) is de laatste die men uit de schorren van het Zwin gewonnen heeft. De vegetatie nabij Fort Isabella is slechts enkele decennia oud, gezien het kunstmatig gegraven milieu van de kleiwinning.
In de zilte wei van het Oostends krekengebied is de Associatie van Gewoon kweldergras momenteel verdrongen door de Associatie van Stomp kweldergras, na dichtgooien van laantjes en depressies. In de Zwinpolders grenst de vegetatie aan de Associatie van Bleek kweldergras en de Associatie van Stomp kweldergras, die beide potentiële opvolgers zijn onder verdere ontzilting of lichte daling van de watertafel of opslibbing van het substraat. Mogelijks zijn een aantal niet meer begraasde situaties langs de Dievegatkreek inmiddels veranderd in Rietvegetaties.
Moderne landbouw is de belangrijkste bedreiging voor de laatste relicten van deze vegetatie. Ondanks beschermingsmaatregelen als vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebied, beschermd landschap, … is er absoluut geen goede samenwerking met de landbouwers van de betrokken percelen en is de dreiging van vernietiging nog steeds zeer reëel. Langs de Dievegatkreek is het wegvallen van begrazing bedreigend voor het voortbestaan van deze vegetatie.
Begrazing in combinatie met nulbemesting zijn de belangrijkste beheersmaatregelen voor dit type vegetatie, maar de levensduur van de nog resterende populaties Gewoon kweldergras is waarschijnlijk zo sterk door het ontziltingsproces bepaald, dat alleen de Zwinpolders nog het vooruitzicht hebben op enkele decennia overlevingskans. Nieuwvestiging na natuurontwikkelingsprojecten mag evenwel niet uitgesloten worden, in het bijzonder daar waar zilte kwel (Blankenbergse vaart, Boudewijnkanaal) een permanent hoog zoutgehalte in stand houdt, zelfs al gaat het om reeds zeer lang ingedijkte polders.
Dit vegetatietype is uiterst soortenarm en ook de er in voorkomende fauna-elementen zijn gering in aantal soorten. Een grotere soortenrijkdom in het type wijst op een indringing van andere vegetatietypes.
Dit type heeft menselijke invloed ondergaan, enerzijds door de indijking van poldergebieden, anderzijds door de inscharing van vee, noodzakelijk voor het voortbestaan van het type. De directe invloed op de vegetatie is overigens beperkt, want de vegetatie komt beter ontwikkeld en abundanter voor in buitendijkse gebieden. Het zoutgehalte van de bodem is van doorslaggevender belang dan de menselijke invloed.
Zoals reeds bij het ontstaan geschetst kunnen de oudste vertegenwoordigers van het type zo’n 300 jaar oud zijn, maar kan het type ook vrij snel geschikte milieus koloniseren. Binnendijks is het milieu evenwel gedoemd te verdwijnen na een periode van ontzilting van ongeveer 300 jaar.
Dit type neemt een uiterst geringe oppervlakte in, in de grootte-orde van enkele vierkante meter. De belangrijkste soort, Gewoon kweldergras, komt wel nog vaak als individuele plant voor in andere vegetatietypes, maar de oppervlakte daarvan is van geen betekenis.
De vervangbaarheid van dergelijk biotoop is uiterst beperkt wegens het gebrek aan alternatieve binnendijkse locaties met voldoende zoutgehalte. Gesteld dat die gevonden worden is de kans op herstel reëel, mits een zeer geleidelijke gradiënt zout-zoet kan aangelegd worden.
Deze is volledig afhankelijk van de toevalsfactor waarbij zaad aangevoerd wordt door vogels.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.