Het Verbond van Engels gras is een vegetatietype waarvan de meeste vertegenwoordigers buitendijks voorkomen. Eén associatie, gekenmerkt door Zilte rus, is echter ook zeer relevant voor binnendijkse zilte graslanden, hoewel zeer vaak, door het proces van ontzilting, in een overgangssituatie met vegetaties van het Zilverschoonverbond. Begrazing is essentieel om de binnendijkse vertegenwoordiger in stand te houden. Zilte rus-vlekken zijn visueel de duidelijkste indicatoren van zilte vegetaties in de polders. De donkergroene kleur verraadt al van op afstand hun aanwezigheid. Het pollen-trapgaten-reliëf van de zilte rus-vegetaties is ook bij uitstek het broedbiotoop van Tureluur.
De Associatie van Zilte rus is met binnendijkse opnames of beschrijvingen gedocumenteerd van: West-Vlaanderen: de achterhaven van Zeebrugge (Lissewege, Brugge), Monnickenmoere Lissewege Brugge, Snaaskerke Gistel, het Pierskillegeleed te Oudenburg, Stalhille Jabbeke, De Vrede Westkapelle Knokke-Heist, de Willem-Leopoldpolder Knokke-Heist, de Nieuwe Watergang Knokke-Heist, de Gouvernementsweide Westkapelle Knokke-Heist, Lapscheure Damme, Bonem Damme, het Paddegat te Ettelgem Oudenburg, Uitkerkse polders Uitkerke Blankenberge Oost-Vlaanderen: de Rode Geul te Assenede De rompgemeenschappen zijn van dezelfde locaties afkomstig.
Deze vegetatie gedijt in de West-Vlaamse polders voornamelijk onder extensieve koeienbegrazing of, omwille van de geringe landbouwwaarde van dit type grasland, nog eerder onder jong vee-begrazing. Het gaat bijna steeds om seizoenale begrazing, gezien de verweving natuur-landbouw op vele percelen. In Nederland is ook schapenbegrazing frequent. De bodem is meestal een venige, brakke klei, die heel vaak refereert naar uitgeveende percelen. Het grondwater varieert weinig in de loop van het jaar. ’s Winters is er een plas-dras-situatie, ’s zomers zakt het grondwater amper enkele decimeter beneden het maaiveld. In de achterhaven van Zeebrugge speelt zilte kanaalkwel een belangrijke rol bij de zoutvoorziening van de bodem. De bodem-pH is steeds binnen het neutrale bereik (metingen Lissewege, Ettelgem).
De uitveningen van de polders die veelal aan de basis liggen van deze plantengemeenschap zijn in de oudst ingepolderde polders veelal relatief systematische grootschalige uitveningen, die nog steeds op perceelsniveau te herkennen zijn, dit in tegenstelling tot de latere private uitveningen die frequent in 17de, 18de en zelfs nog 19de-eeuwse gemeentelijke geschriften terug te vinden zijn. De eerste zijn veelal te herkennen aan laag gelegen percelen met een uitgesproken laantjes-patroon. De laatste zijn moeilijk te herkennen, omdat er op een weinig geordende wijzen putten (‘darinckwakes’) gegraven werden, die nadien min of meer slordig weer dichtgegooid werden. In de, met een verouderde terminologie, als ‘Nieuwland’ aangeduide polders (cf. Baeteman 2000, Tys 2000) zijn perceelsgewijze uitveningen zeldzaam, maar is de Associatie van Zilte rus nog aan te treffen in de weilanden langs voormalige kreken. Mooie voorbeelden moeten we vooral in de Zwinpolders zoeken. Mooie voorbeelden van het eerste type treffen we nog aan nabij Ter Doest in Lissewege, waar het toponiem ‘Monnickenmoere’ nog verwijst naar de systematische middeleeuwse uitvening door de abdij van Ter Doest.
Bij het wegvallen van begrazing verandert deze vegetatie doorgaans in Zeebies- of Rietvegetaties. Riet kiemt weliswaar niet in dit zilte milieu, maar kan op vegetatieve wijze zeer snel niet begraasde zilte terreinen koloniseren. Een andere frequente successie in het verleden was de omzetting naar intensief agrarisch grasland door ontwatering en bemesting. Door geleidelijke ontzilting binnendijks verkeert de Associatie van Zilte rus op veel plaatsen in een overgangsstadium naar het Zilverschoonverbond.
Moderne landbouw in de vorm van egaliseren van reliëfrijk grasland, ontwatering, bemesten en herinzaaien, zijn geleidelijk als belangrijkste bedreiging verdwenen, gezien de recente uitbreiding van habitatrichtlijngebied, waarbij zilte vegetaties een belangrijke prioriteit kregen. Of deze papieren bescherming ook overal effectief zal zijn is natuurlijk nog een andere vraag. Havenuitbreiding (opspuiten van zilte weiden) bedreigt zeer acuut de populaties Zilte rus in de achterhaven van Zeebrugge. Een niet adequaat natuurbeheer, met verkeerde begrazingsdichtheden of te laat inscharen van vee kan de meest relevante bedreiging in de toekomst worden.
Westhoff et al. (1998) noemen een beweidingsdruk van 0,5 stuks rundvee per hectare optimaal, maar gaan wellicht uit van een Nederlandse situatie, waarbij dit vegetatietype vrij uitgestrekt buitendijks voorkomt. In de Vlaamse polders komt het type steeds vleksgewijze voor in een mozaiek van andere zilte, maar tevens ook productievere graslandtypes zoals kamgrasland en dergelijke. Daardoor mag de beweidingsdruk iets hoger zijn. Doordat in de meeste gevallen jaarrondbeweiding niet te combineren is met agrarisch medegebruik wordt veelal ook seizoensbeweiding toegepast. Dit impliceert bijna steeds een proefondervindelijk aanpassen van aantal dieren en begrazingsduur. In het algemeen wijst de ervaring uit dat het niet goed is te laat met de begrazing te starten, omdat de vegetatie anders vervilt of door rietvegetaties verdrongen wordt. Zo is de datum 15 juni die vaak gesuggereerd wordt vanuit avifaunistisch standpunt, botanisch gezien nefast. Het hoge aantal dieren dat op dat moment nodig is om de vegetatie opnieuw kort te krijgen zorgt voor een te hoge bemestingsdruk en vermindert het succes van tweede broedsels. Het is beter een vroegere inscharing met een geringer aantal dieren te overwegen, ook al sneuvelt er dan wel eens een legsel. Vaak komt deze vegetatie nog slechts met een smalle gordel voor langs een brakke sloot. Hier is het van belang geen afsluitingen te plaatsen die beweiding van de slootrand onmogelijk maken. Westhoff & Sykora (1979) toonden aan dat bij het wegvallen van begrazings- of maaibeheer op tien jaar tijd alle karakteristieke zilte soorten uit dit verbond verdwenen waren, terwijl Zilte rus en Schorrezoutgras na 37 jaar begrazings- of maaibeheer nog steeds aanwezig waren, ondanks de voortschrijdende ontzilting..
Deze vegetatietypes zijn zeer karakteristiek, maar soortenarm en ook de er in voorkomende fauna-elementen zijn gering in aantal soorten. Een grotere soortenrijkdom wijst op een indringing van andere vegetatietypes.
Deze vegetaties hebben menselijke invloed ondergaan, enerzijds door de indijking van poldergebieden, anderzijds door de inscharing van vee, noodzakelijk voor het voortbestaan van het type. Het zoutgehalte van de bodem en de vochthuishouding zijn echter van doorslaggevender belang dan de menselijke invloed.
Zoals bij de paragraaf over het onstaan van deze vegetaties reeds geschetst komen deze vegetaties zowel in de oudst als recentst ingepolderde polders, waaruit bleek dat niet zo zeer de absolute ouderdom van het landschap een rol speelt dan wel de zoutconcentratie. In de recentste polders is dit zoutgehalte op meest natuurlijke wijze aanwezig (kreekoevers). Elders is het sterker antropogeen beïnvloed (uitveningen).
Dit type neemt binnendijks een uiterst geringe oppervlakte in, in de grootte-orde van hoogstens enkele hectare. Het is mogelijks onderbemonsterd in het Oost-Vlaams krekengebied, en in de West-Vlaamse westkustpolders, waar minstens de soort Zilte rus voorkomt. Of effectief ook de Associatie van Zilte rus er aanwezig is vergt nader onderzoek.
De vervangbaarheid van dit biotoop is eerder praktisch gelimiteerd dan principieel. Afgraven van poldergrasland tot op een zilt niveau is in principe mogelijk en vogels zijn vermoedelijk goede verspreiders van Zilte rus, dat immers zeer veel en klein zaad heeft, dat makkelijk aan de poten van eendachtigen en ganzen blijft hangen. In praktijk kampen we met een reeks problemen als het gevecht om de open ruimte tussen landbouw, havenuitbreiding, industrie, recreatievoorzieningen, … en natuurbehoud in de polders. Verder zijn ook heel wat droge, niet zilte poldergraslanden belangrijke cultuurhistorische relicten, al dan niet beschermd als landschap. Deze kunnen in veel gevallen zelfs nog meer aanspraak maken op de titel historisch permanent grasland, dan hun zilte tegenhangers, die vaak uitgebrikt of uitgeveend zijn en dus recenter.
In de nabijheid van zilte vegetaties kan een Zilte rus-vegetatie zeer snel gerealiseerd worden. Natuurontwikkelingsprojecten als de Schorrewei te Ettelgem bewijzen dat op enkele jaren tijd volwaardige vertegenwoordigers kunnen gecreëerd worden. Bij afwezigheid van zilte vegetatie in de buurt speelt uiteraard de factor toeval mee. Hier is de frequentie van bezoekende vogels belangrijk. Vermoedelijk is vooral exozoöchorie belangrijk, maar ook endozoöchorie speelt mogelijks mee.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.