Kuifleeuwerik

Galerida cristata

Leefgebied en trend

De laatste Vlaamse Kuifleeuweriken zijn taaier dan gedacht. Na een gestage afname van 115- 140 paren begin de jaren 1990 tot amper 7-13 paar in 2007 leek het uitsterven van deze soort in Vlaanderen toen een kwestie van hooguit nog enkele jaren. Maar nu -ruim tien jaar later- zijn ze er nog steeds, weliswaar alleen nog aan de Vlaamse Westkust. Aan de Oostkust is de soort sinds 2009 verdwenen. De regio Middenkust werd al eerder verlaten (behalve Westende). Inventarisaties in 2010 en 2014 leverden nog respectievelijk 13 en 9 territoria op in de duinengordel tussen Westende en De Panne. In andere jaren werd de soort –ondanks haar zeldzaamheid– minder goed opgevolgd en zijn we aangewezen op losse waarnemingen. Die wijzen op een vrij constante populatie van een 8-tal territoria sinds 2015. Klassieke, bijna jaarlijks bezette broedgebieden zijn de Sint-Laureinsduinen te Westende, de omgeving van de IJzermonding te Lombardsijde, de Schipgat- en Zeebermduinen te Oostduinkerke, de omgeving van Sint-André te Koksijde en de Westhoek en de omgeving van de Dynastielaan te De Panne. In heel wat van deze gebieden worden de laatste jaren geregeld nog voedseltransporten door de oudervogels en uitgevlogen juvenielen waargenomen. Blijkbaar is het broedsucces voorlopig nog hoog genoeg om deze kleine restpopulatie in stand te houden. Kuifleeuweriken zijn standvogels maar we sluiten niet uit dat er ook wel enige uitwisseling is met de populatie langs de Noord-Franse kusten. Een grote verrassing was een succesvol broedgeval in 2016 op een maïsakker te Kuurne. Het ging om het eerste broedgeval in het Vlaamse binnenland in meer dan 20 jaar. In 2017 liet dit paartje zijn oog vallen op een bedrijvenzone in Kortrijk-Noord en werd om die reden zelfs de bouw van een bedrijf voor enkele maanden stilgelegd. Kuifleeuweriken hebben het in een groot deel van West- en Midden-Europa moeilijk om zich te handhaven, maar zijn nog erg talrijk in het zuiden van het Europese continent. In Nederland is het doek zo goed als gevallen voor deze soort. Tijdens het atlasproject 2013-2015 werden nog amper 1-3 territoria genoteerd. De oorzaak van de afname wordt er -net als in Vlaanderenhoofdzakelijk gezocht in veranderingen in de stedelijke omgeving (minder rommelige hoekjes en braakliggende terreinen).