Leefgebied en trend
In de periode tussen 1975 en 2002 nam de populatie Rietgorzen in Vlaanderen met de helft af en kromp het areaal aanzienlijk. Tegelijkertijd verschoof het zwaartepunt van de verspreiding in westelijke richting naar de kustpolders waar ze vooral voorkomen in smalle rietkraagjes langs beken en andere waterlopen. Op basis van de ABV-cijfers uit de periode 2007-2018 dienen we de populatieschatting van rond de eeuwwisseling (2100-3000 paren) nog verder naar beneden bij te stellen en houden we voorlopig 1500-2300 paren aan. Vooral in landbouwgebied lijkt de soort nog verder terrein te verliezen, nu ook in het westen. Hoewel de berekende ABV-trend wetenschappelijk significant is, zullen de tellingen voor de nieuwe vogelatlas meer inzicht bieden in de precieze aantalsevolutie van deze soort. We beschikken namelijk nauwelijks over lang volgehouden, regionale tellingen van Rietgorzen in natuur- en moerasgebieden. De cijfers die we wel hebben, tonen een meer genuanceerd beeld dan wat ABV berekent. Zo nam Rietgors fors toe in de Waaslandhaven van 94 paren in 2003 tot 160 paren in 2018. Rietgorzen profiteren ook van grootschalige natuurinrichting zoals in Kruibeke-Bazel-Rupelmonde waar de soort na de inrichting van het gecontroleerde overstromingsgebied langzaam maar zeker toenam tot ca. 40 paren in 2013-2018. In natte heidegebieden liggen de aantallen gemiddeld lager dan in rietmoerassen. Op het Groot Schietveld te Brecht/Wuustwezel houdt de soort goed stand: in 2000 werden hier 10-16 paren geteld, gevolgd door 20-22 paren in 2005, 11-12 in 2010, ca 14 paren in de periode 2010-2014 en opnieuw 23 territoria in 2015. Ook in de Noorderkempen (Kalmthout/Essen) lijkt de soort recent enigszins toe te nemen: 40-60 paren in 2015 t.o.v. 60-80 paren in 2018. De Vlaamse aantallen vallen in het niets bij die van het water- en moerasrijke Nederland. In de periode 2013-2015 werd de landelijke populatie er geschat op 60.000-110.000 broedparen. De populatie neemt er al sinds de jaren ’60 geleidelijk aan toe.