Duikers zijn vrij grote watervogels die aangepast zijn aan het onder water duiken. Het nogal langgerekte lichaam ligt laag in het water en de poten staan erg ver naar achteren. De hals is kort en de vleugels smal en puntig. De Roodkeelduiker is de kleinste van de vier bij ons voorkomende soorten en heeft ook de dunste snavel, die er iets opgewipt uitziet. De bovendelen zijn zwartbruin en wit gespikkeld en de onderdelen overwegend wit in alle kleden. In broedkleed zijn de kop en zijhals effen grijs en heeft de voorhals een lange, rode vlek. Bij vogels in winterkleed zijn voorhoofd, kruin, achterhoofd en achterhals meer bruingrijs en iets gestreept; het gezicht en de voorhals zijn dan zuiver wit. Juveniele vogels lijken op vogels in winterkleed, maar de bruingrijze tekening is vaak uitgebreider op de hals en kop (enkel de kin en de keel zijn dan wit). Sommige juveniele vogels hebben een vage, vuilrode vlek op de voorhals.