Dit is een van de grootste inheemse libellen, de grootste exemplaren zijn mùet 85mm lengte ietsje groter dan de grote keizerlibel. Het achterlijf is zwart, met op de meeste segmenten twee gepaarde gele vlekjes (midden op segment) en twee gepaarde kleine gele streepjes (bij achterrand segment). De ogen zijn groen. Kenmerkend voor de familie bronlibellen is dat de ogen elkaar bovenop de kop slechts in één punt raken. Het mannetje heeft een duidelijke knotsvormige verbreding van het achterlijf, ter hoogte van segmenten 7-9. Het vrouwtje bezit een lange legschede, die duidelijk voorbij het uiteinde van het achterlijf steekt.
Larven van bronlibellen vereisen voor hun ontwikkeling koel water, dat ongeschikt is voor soorten zoals gewone padden en bruine kikkers Daarom zijn Gewone bronlibellen gebonden aan beschaduwde bronbeekjes voor hun voortplanting, de larven leven er verschillende jaren in. Volwassen dieren zoeken hun voedsel en partners echter vooral buiten het bos, langs zonbeschenen beektrajecten, paden of in graslanden en ruigtes in de onmiddellijke omgeving.