Bermen
De term ‘berm’ omvat de ruimte tussen de weg en het aangrenzende perceel. Bermen zijn er in alle maten en vormen. Dit hangt samen met de functie van de weg, die kan variëren van een wandelpad tot een autosnelweg.
Bermen zijn en waren in de meeste gevallen openbaar bezit. Vroeger werden bermen echter als ‘gebruiksgoed’ beschouwd en werden ze door burgers op verschillende manier beheerd. Begraasd, gemaaid, aangeplant met struiken en/of bomen…Pas de laatste decennia verschoof het beheer quasi volledig naar de openbare besturen.
Voor het bermbesluit (1984) hadden de meeste bermen enkel een verkeerstechnische functie, ondertussen traden meerdere functies op de voorgrond.
Landschappelijke functie: bermen geven mee vorm aan het landschap. De aard van de vegetatie en de breedte van de berm bepalen in hoge mate de landschappelijke variatie en belevingswaarde.
Ecologische functie: Afhankelijk van het maaibeheer ontwikkelt zich een bepaalde vegetatie met een hieraan aangepaste fauna. Bermen met een hoge biodiversiteit leveren voedsel en schuilgelegenheid voor tal van diersoorten. De ecologische waarde van bermen is afhankelijk van verschillende factoren zoals ligging, oppervlakte, breedte, bodemtype, beheer, oriëntatie en externe milieu-invloeden.
Natuurverbindingsfunctie: Bermen functioneren naast het creëren van een leefgebied voor soorten, ook als natuurverbinding en stapsteen tussen verschillende leefgebieden. Planten- en diersoorten kunnen zich langs de groene corridors verplaatsen en zich zo naar andere gebieden verspreiden. Ze kunnen zo de versnippering van de natuur gedeeltelijk tegengaan en daarmee fauna de mogelijkheid bieden om zich te vestigen in bermen of zich te verspreiden via bermen.
In een alsmaar intensiever gebruikte omgeving zijn bermen dus steeds belangrijker voor de natuur.
Ecologisch bermbeheer
Bij een ecologisch bermbeheer staan volgende doelstellingen voorop:
- Variatie en structuur in de vegetatie
- Een zo groot mogelijke biodiversiteit
- Gunstige leefomstandigheden voor specifieke en vaak bijzondere soorten.
Door middel van ecologisch bermbeheer probeert de Vlaamse overheid om de habitat- en verbindingsfunctie van de wegbermen te verbeteren. De oppervlakte van alle bermen samen vormt immers een groot natuurgebied in Vlaanderen. Bermen zijn vaak ook de laatste uitwijkplaats voor dieren en planten waarvan het oorspronkelijke leefgebied is verdwenen. Dan is er ook nog het visuele aspect, men kijkt liever op een berm vol bloemen, dan naar een monotone grasvlakte. Doordat mensen zien hoe de bermen ecologisch worden beheerd, kan op die manier het bewustzijn rond natuur worden vergroot.
Het besluit bevat drie belangrijke regels om tot een meer natuurlijk beheer van bermen te komen: bermen mogen pas gemaaid worden na 15 juni - een tweede maaibeurt mag pas plaatsvinden na 15 september, het bermmaaisel moet binnen de tien dagen van de berm verwijderd worden en er is een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
De eerste regel betreffende de maaidata zorgt ervoor dat men een grotere variatie in de plantengroei op de berm verkrijgt, omdat er op het moment van de eerste maaibeurt al veel meer soorten zaad hebben. De tweede maaibeurt vindt plaats in september of oktober. Het laten liggen van maaisel werkt bodemverrijkend en is nadelig voor de echte graslandplanten, waardoor voornamelijk dominante planten zoals hoge grassen en brandnetels voorkomen. Door het maaisel te verwijderen wordt de bodem schraler (voedselarmer) en krijgen een hoop andere, vaak bloeiende planten ook de kans om te kiemen en zich te vestigen. Het gras groeit trager en op termijn moet er minder gemaaid worden. De verschillende beheeropties, -technieken en veiligheidsmaaien komen in het tweede artikel aan bod.
Bermbesluit in het kort:
Besluit van de Vlaamse regering houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke personen (27/06/1984).
Het gebruik van biociden op bermen is verboden
Begraasde (grazige) bermen mogen niet voor 15 juni gemaaid worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september.
- Het maaisel dient verwijderd te worden binnen de tien dagen na het maaien
- Maaibeheer, hetzij in handwerk, hetzij met machines, dient uitgevoerd te worden zonder de ondergrondse plantendelen en de houtige gewassen te beschadigen
- https://navigator.emis.vito.be/mijn-navigator?woId=261(opent nieuw venster)
Communicatie
Een belangrijk aspect binnen het ecologisch bermbeheer is de sensibilisering en communicatie naar burgers toe. Bij elke communicatie over groenbeheer die vanuit de stad of gemeente naar de burger vertrekt is het van groot belang dat deze steeds op dezelfde lijn zit. Burgemeester of schepen, groenambtenaar, technische dienst en zelfs gemeentearbeiders moeten duidelijk aan hetzelfde zeil trekken. Bewustwording start bij de eigen diensten, vaak is vorming hier aangewezen. Goede communicatie is immers de sleutel tot het bekomen van een verandering in gedrag en denken.
Graslandbeheer
Graslanden zijn in Vlaanderen meestal kunstmatig: ze blijven enkel behouden als we regelmatig maaien. Indien graslanden niet beheerd worden, blijft de vegetatie ongemoeid. Op een voedselarme berm zal dit leiden tot successie. Houtige gewassen zoals bramen zullen zich vestigen en de berm zal spontaan evolueren naar bos. Op zeer voedselarme bodems is niets doen soms ecologisch verantwoord. Voor voedselrijke grazige bermen leidt dit nulbeheer vrijwel steeds tot een vermindering van de soortenrijkdom en een toename van de biomassa. Dit zorgt ervoor dat andere soorten niet meer kunnen kiemen of groeien en is dus nefast voor de biodiversiteit. Om graslanden te behouden moet men dus maaien.
De keuze van de maaifrequentie is binnen het ecologisch bermbeheer erg belangrijk. Als algemene regel geldt dat er in grazige bermen vaker gemaaid moet worden naargelang de bodem rijker is aan voedingsstoffen. Om een grotere diversiteit te creëren is het in voedselrijkere omstandigheden het meest aangewezen om twee keer per jaar te maaien. In schralere situaties is één keer maaien per jaar voldoende. Meer dan twee maaibeurten per jaar is slechts aangeraden als tijdelijke maatregel in zeer specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld waar snel een ongewenste vegetatie moet worden teruggedrongen. Wanneer er te vaak gemaaid wordt, krijgen kruiden niet de kans om te bloeien en blijven alleen de grassen over. Naast de maaifrequentie zijn ook de precieze maaidata van groot belang. Door de maaidata aan te passen, kan men de floristische soortensamenstelling van de vegetatie beïnvloeden. Op die manier kan je streven naar het behoud van bestaande vegetatietypes of naar de ontwikkeling van andere types. Om zoveel mogelijk voedingsstoffen te verwijderen maait men in voedselrijkere omstandigheden meestal vroeger in het jaar dan bij schralere situaties.
De maaidata volgens het Bermbesluit corresponderen niet altijd met de optimale momenten voor een ecologisch beheer. Maaien na 15 juni kan soms te laat zijn omdat de Vlaamse bermen vaak voedselrijk en dus productief zijn. Tegen 15 juni zijn er al veel voedingsstoffen in de wortels opgeslagen, waardoor er te weinig voedingsstoffen worden afgevoerd als er dan pas gemaaid wordt. Daarnaast hebben er zich tegen midden juni al productieve soorten ontwikkeld die minder productieve soorten wegconcurreren. Vroeg maaien kan dus een omvormingsbeheer zijn, met als doelstelling een minder voedselrijke, meer open en bloemrijke situatie te bekomen. In dat geval is het belangrijk om de evolutie van de vegetatie op te volgen, want op termijn kan het aangewezen zijn om later te maaien. Vroeger maaien kan ook nuttig zijn om een aantal zomerbloeiers optimaal de kans te geven om zaad te vormen (kiezen tussen maaien vóór de bloei of maaien na de zaadvorming).
Om te maaien op andere data kan men een afwijking aanvragen door middel van een bermbeheerplan bij Agentschap Natuur en Bos.
In het verleden werden grazige bermen vaak begraasd door schapen. Een perceel laten begrazen kost over het algemeen evenveel als dezelfde oppervlakte laten maaien, maar meestal moet men rekening houden met de initiële kost van een afrastering. Daarom is begrazing pas kostenefficiënt als een berm breed genoeg is (minstens 10 meter).
Schapenbegrazing is dus vooral interessant op brede bermen en wordt voornamelijk toegepast langs waterwegen of snelwegen. Het selectieve grazen zorgt voor een grotere structuurvariatie vergeleken met uniform maaien. Begrazing houdt de vegetatie vrij kort en zorgt voor een open structuur door betreding. Extensieve begrazing levert de beste resultaten, maar ook stootbegrazing (vele schapen grazen korte tijd) is mogelijk. Bermen kunnen via graasbeheer op langere termijn een meer vlekvormig karakter met een hogere biodiversiteit verkrijgen dan met maaibeheer, mits overbegrazing vermeden wordt. Een bijkomend voordeel is dat begrazing met schapen voor passanten een opvallende en aantrekkelijke vorm van ecologisch bermbeheer is. Tussen half april en eind november trekt al sinds 2010 een kudde schapen door Gent, die onder begeleiding van een herder en een hond heel wat bermen langs het water begraast. Je kan de herder live volgen via https://data.stad.gent/explore/dataset/sheep-tracking-gent/map/?location=15,51.04057,3.69982&basemap=jawg.streets(opent nieuw venster)
Afvoeren van maaisel
Het afvoeren van maaisel vormt een essentieel onderdeel van het ecologisch maaibeheer. Dit betekent niet dat het maaisel altijd onmiddellijk moet worden afgevoerd. Het mag ook korte tijd blijven liggen (maximaal 10 kalenderdagen volgens het Bermbesluit).
Als het maaisel langer dan 10 dagen blijft liggen, is de kans groot dat het maaisel aan het rotten is, waardoor de voedingsstoffen beginnen uit te sijpelen naar de bodem. Daarnaast kunnen planten moeilijker groeien door een tekort aan zonlicht. Om praktische redenen wordt het maaisel echter meestal in één werkgang afgevoerd: tegelijk met het maaien wordt het maaisel onmiddellijk afgezogen. De verwerking van het maaisel gebeurt bij voorkeur volgens de Ladder van Lansink. Voor een uitgebreide beschrijving van verwerkingsmogelijkheden verwijzen we naar het Vademecum Bermmaaisel of het webinar 'circulariteit' van de Vereniging voor openbaar groen. Vooral de afvoer en de verwerking van het maaisel wordt nog steeds als een probleem ervaren. Het laten composteren van bermmaaisel is niet goedkoop. Ook daarom is het belangrijk om de geproduceerde hoeveelheid maaisel te verminderen door een consequente afvoer van het maaisel.
Ecologisch bermbeheer 2.0 (Kleurkeur)
Kleurkeur is een Nederlands keurmerk dat opdrachtgevers en opdrachtnemers handvatten biedt voor het ecologisch onderhouden van bermen en groenstroken om zo een te bijdrage kunnen leveren aan biodiversiteitsherstel en klimaatbestendigheid.
De beoordelingsrichtlijn Kleurkeur omschrijft de minimumeisen waaraan het beheer moet voldoen, om biodiversiteit in bermen en groenstroken te verbeteren. Enkele vereisten om dit keurmerk te verkrijgen:
• Niet klepelen
Niet klepelen is voor Kleurkeur één van de belangrijke punten binnen ecologisch bermbeheer, omdat met deze methode alle levende have op een goedkope manier verhakseld en achtergelaten wordt, wat veelal negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit en de leefomgeving. Een klepelmaaier kan het maaisel onmiddellijk afvoeren en is robuust en weinig gevoelig voor beschadiging door bijvoorbeeld stenen. Het grote nadeel is dat de vegetatie wordt afgeslagen in plaats van afgesneden. Hierdoor ontstaan rafelige maairanden waardoor planten beschadigd kunnen worden en moeilijker kunnen regenereren. Bij te laag maaien bestaat eveneens het risico van verstoring van de bodem.
• Gefaseerd maaien
Gefaseerd maaien is nodig om niet alleen planten maar ook dieren een thuis te bieden in de berm. Bij gefaseerd maaien wordt niet de gehele vegetatie gemaaid, maar blijft een deel ongemaaid. Het ongemaaide deel kan bij een latere maaibeurt alsnog gemaaid worden, terwijl dan een ander deel van de oppervlakte ongemaaid blijft. Het idee hierachter is dat er op deze manier ook na een maaibeurt foerageer- en schuilmogelijkheden overblijven voor kleine dieren in de vegetatie. Een manier van gefaseerd maaien is sinusbeheer. Bij sinusbeheer blijft per maaibeurt ca. 40% van de vegetatie staan en er wordt gewerkt met een slingerende maaipaden, zogenaamde sinuspaden. Als resultaat ontstaat heel veel variatie, wat uitermate gunstig is voor de biodiversiteit.
• Monitoring
Om te weten hoe de biodiversiteit ervoor staat is het van belang om ecologische monitoring uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruik van de nectarindex. (meer info op https://www.vlinderstichting.nl/kleurkeur(opent nieuw venster))
• Vakbekwaamheid
Tot slot wordt er binnen Kleurkeur aandacht besteed aan vakbekwaamheid van personeel. Elke berm of groenstrook is anders en daarom is het belangrijk dat zowel aannemers als opdrachtgevers weten hoe te beheren per locatie.