Ecotunnel

Waarom? Auto- en spoorwegen snijden soms natuur- en bosgebieden in twee helften. Dieren die in die gebieden leven, proberen van de ene helft naar de andere te geraken om uiteenlopende redenen. Ze kunnen dat doen om voedsel te zoeken, of een geschikte partner, om hun jongen groot te brengen, of wanneer ze opgeschrikt worden (bvb door een hond),.. Maar die oversteek is niet zonder gevaar en loopt dan ook zelden goed af. Een ecotunnel is op een aantal plaatsen een goede oplossing om dieren veilig naar de overkant te krijgen. Daardoor komen de dieren niet meer op de autosnelweg terecht, wat ook de verkeersveiligheid verhoogt. Een ecotunnel wordt in regel aangelegd op plaatsen waar er door ruimtegebrek geen ecoduct of ecoveloduct mogelijk is. Wat is er nog nodig? Ecotunnels worden meestal voornamelijk ten behoeve van kleinere diersoorten aangelegd. Om een ecotunnel ook voor grotere soorten zoals ree aantrekkelijk te maken, moet hij een zekere minimumhoogte en –breedte hebben, en mag hij ook niet té lang zijn. Anders verliest een ecotunnel al snel z’n aantrekkelijkheid voor die soorten. Een ecotunnel wordt dan ook meestal gebruikt in combinatie met andere ontsnipperings-maatregelen, zoals een ecoduct, elders langsheen dezelfde weg. Voor sommige soorten kan een ecotunnel attractiever worden gemaakt door er stoppels (dood hout) in aan te brengen. Welke soorten passeren er doorheen een ecotunnel? Kikkers, padden, salamanders, maar ook muizen, marters en egels maken gebruik van ecotunnels. In sommige omstandigheden kunnen ecotunnels ook voor grotere zoogdieren een veilige oversteek garanderen, maar dan moet de tunnel voldoende hoog en breed zijn en mag hij niet te lang zijn. Er is een belangrijk verschil in toepassing voor • een grote : type voetgangers-, fietserstunnel • een kleinere ecokoker Ø <2m: betonnen buis of koker