De Vlaamse regelgeving (Energiedecreet, Materialendecreet) voorziet erin dat enkel resthout en hout dat niet gebruikt kan worden voor materiaalrecyclage in aanmerking kan komen voor bio-energie. Het actieplan Duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020 (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, OVAM) bepaalt in belangrijke mate hoe biomassa(rest)stromen gebruikt moeten worden.
De materialenkringloop van biomassa(rest)stromen van groen-, natuur-, bos- en landschapsbeheer
Deze kringloop is van toepassing op biomassa(rest)stromen die vrijkomen door het beheer van deze arealen, inclusief groenafval. Onder groenbeheer vallen alle activiteiten die vermeld worden in de definitie van groenafval in het VLAREMA. Het betreft biomassa(rest)stromen die vrijkomen in onder meer tuinen, plantsoenen, parken, oevers van waterlopen en wegbermen en natuurgebieden, overeenkomstig de definitie van groenafval vermeld in het VLAREMA. Specifiek valt snoeihout met een diameter tot 10 cm onder de definitie van groenafval.1. Groenbeheer
Voor groenbeheer bouwt de strategie verder op het bestaande beleidskader zoals in het uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval wordt omschreven, aangevuld met de nieuwe inzichten in beheer van de reststromen van deze activiteiten:- behoud en heroriëntering van de groenafvalverwerkingsketen.
- verder inzetten op preventie door promotie van het concept van kringlooptuinieren;
Groenafval moet worden afgevoerd naar groencompostering. Deze verwerkingsketen wordt geheroriënteerd, door naast aanbod van hoogwaardige compost ook houtige biomassa aan te bieden voor hernieuwbare energieproductie. Bermmaaisel kan worden afgevoerd naar vergisters op voorwaarde dat de afdoding van onkruidzaden en plantpathogenen gegarandeerd is. Snoeihout kan enkel verwerkt worden tot mulchmateriaal, als de voorwaarden van de omzendbrief van 8 juni 2004 betreffende de kwaliteit van houtsnippers voor gebruik als mulchingmateriaal worden nageleefd. Het overige snoeihout wordt ter beschikking gesteld van de groencompostering.
Op het niveau van de groen-/gft-compostering wordt op basis van een optimale verwerking bepaald welke de nood aan structuurmateriaal is. Indien op het niveau van de groen-/gftcompostering een overschot aan structuurmateriaal voorkomt, kan dit worden afgevoerd met het oog op hernieuwbare energieproductie. Onder structuurmateriaal wordt houtig materiaal verstaan dat voorafgaand aan de compostering wordt afgescheiden (hiervoor is een afwijking op het verbrandingsverbod nodig), of zeefoverloop die tijdens of na het composteringsproces wordt afgescheiden, afkomstig van een vergunde groencompostering met kwaliteitsopvolging, die beschikt over een keuringsattest voor de geproduceerde compost.
2. Beheer van bos, natuur en landschappen
Het beheer van de open ruimte moet invulling geven aan uiteenlopende functies die worden toegewezen aan deze open ruimte. Onder meer ecologische, economische, recreatieve en cultuurhistorische aspecten zijn van belang. De uitdaging bestaat erin om deze aspecten met elkaar te verzoenen en van daar uit een optimaal beheer van de open ruimte en de daarbij vrijkomende biomassareststromen te realiseren. Specifieke beheervormen die resulteren in een integraal beheer moeten zoveel mogelijk worden gestimuleerd vanuit de wetgeving. Zo kunnen grondstofverklaringen een instrument zijn om de transitie naar deze integrale aanpak te ondersteunen. Daarbij moet wel gewaakt worden over de afstemming met het beleid inzake groenbeheer. Voor natuur- en bosgebieden biedt het concept van ‘geïntegreerd beheerplan’ hier belangrijke opportuniteiten. Naast deze beheerplanning is er ook nood aan een overleg tussen de actoren betrokken in het beheer van de open ruimte. De Vlaamse Landmaatschappij heeft hierrond tijdelijk de IPO-themagroep ‘Oogstbare Landschappen’ opgericht. De themagroep is interbestuurlijk en beleidsdomeinoverschrijdend samengesteld uit middenveldorganisaties, overheden, kenniscentra… en heeft als doel tegen midden 2015 een beleidsadvies met aanzet van acties af te leveren. Dit om op korte termijn in te spelen op een aantal kansen en knelpunten voor de lokale valorisatie van biomassa uit landschapsbeheer in Vlaanderen. Daar waar biomassa(rest)stromen uit de open ruimte moeten worden gehaald om de functies van die open ruimte te kunnen realiseren of behouden, komen deze beschikbaar voor de bio-economie. Vaak kan deze eerste stap omwille van verschillende redenen niet worden genomen. De ‘mobilisering’ van vrijgekomen biomassareststromen verdient daarom de nodige aandacht. Onder meer de EU strategie rond bosbeheer hecht hier veel belang aan. Het mobiliseren van biomassareststromen geeft ook invulling aan het efficiënt beheer van grondstoffen. Daar waar veel projecten in Vlaanderen hun focus legden op het genereren van biomassareststromen voor hernieuwbare energieproductie, kunnen de resultaten van deze projecten vaak ook gebruikt worden om vrijgekomen biomassa(rest)stromen te mobiliseren voor materiaalrecyclage (bv. plaatproductie, compostering, papierproductie...). Naast het mobiliseren van de biomassa is er nood aan samenwerking op het vlak van gezamenlijk beheer van infrastructuur en materiaal en inzameling van biomassareststromen (het concept van biomassahubs), zodat voldoende schaalgrootte en dus efficiëntiewinsten kunnen worden behaald. De combinatie van verhoogde mobilisering en uitbouw van biomassahubs voor gezamenlijk beheer leidt ook automatisch tot een hoger potentieel voor hoogwaardigere valorisatie van biomassareststromen. De uitbouw van zowel een bestaande als nieuwe biomassahubs moet uitgaan van een integrale aanpak van de biomassastromen en zich dus niet alleen focussen op de houtstromen. De schaalgrootte moet van die aard zijn dat een integrale aanpak mogelijk is, inclusief het opwaarderen van de diverse biomassastromen ter plaatse. Dit betekent concreet onder meer de omzetting van composteerbare/vergistbare stromen tot een hoogwaardige compost en het aanbieden van zuivere houtige stromen voor materiaaltoepassingen of energetische valorisatie. De vrijkomende biomassa(rest)stromen (afval en niet-afval) moeten met respect voor de cascadering worden ingezet. Concreet houdt deze cascade in:- Gebruik als materiaal: Hout-, papier- en plaatmateriaalproductie, lignine- of lignocellulose gebaseerde materialen (bv. platformchemicaliën), isolatiemateriaal, valdempend materiaal, compost, digestaat, teeltsubstraten.
- Gebruik als energiebron: Energieopwekking via verbranding, gebruik van bv. biogas als transportbrandstof.
- Verwijdering: Verbranding zonder energierecuperatie en storten zijn verboden.
Bij de implementatie van de cascade moet worden gestreefd naar een maatschappelijke en economische meerwaarde, waarbij een aantal (o.a. ecologische) randvoorwaarden moeten worden vervuld. Hieronder wordt aangegeven welke criteria bepalen wanneer kan worden afgeweken van de cascade voor de houtige biomassa(rest)stromen van bos- en natuurbeheer en landschapselementen:
- De biomassa wordt gemobiliseerd in overeenstemming met de goedgekeurde beheerplannen . Die beheerplannen moeten garanderen dat het gebied waaruit de biomassa wordt gemobiliseerd, wordt beheerd met het oog op het behalen van de ecologische doelstellingen voor dat gebied.
- Het beheer en het gebruik van de biomassa gebeuren binnen de regio van herkomst, waardoor er een grotere maatschappelijke meerwaarde wordt gerealiseerd.
- Het gebruik van de biomassa gebeurt in overeenstemming met de geldende milieuvoorwaarden.
Overeenkomstig het Materialendecreet kan van de cascade worden afgeweken zodat over het geheel genomen het beste resultaat voor milieu en gezondheid bereikt wordt. Dat kan betekenen dat bij het vaststellen van maatregelen voor bepaalde materialen moet worden afgeweken van de verwerkingshiërarchie, als dat op grond van het levenscyclusdenken gerechtvaardigd is
Een algemeen overzicht van welke biomassa(rest)stromen uit groenbeheer en de open ruimte in aanmerking komen voor energetische valorisatie wordt gegeven in de onderstaande tabel:
(1) Vergisting met het oog op de gecombineerde productie van een bodemverbeteraar/meststof en biogas.
(2) Deze kolom geeft aan of er een verbrandingsverbod geldt. Indien ja, moet voor verbranding een afwijking worden aangevraagd voor zover artikel 4.5.2. van het VLAREMA dit voorziet.
(3) Afkomstig van vergunde groencompostering met kwaliteitsopvolging, die beschikt over een keuringsattest voor de geproduceerde compost.
(4) Afkomstig van vergunde groencompostering met kwaliteitsopvolging, die beschikt over een keuringsattest voor de geproduceerde compost.
(5) Houtige biomassa afkomstig van het vellen van hoogstammige bomen, ongeacht de herkomst (bv. parken, tuinen, bermen), valt ook onder deze omschrijving.