QD versus 'klassiek'
Veronderstellend dat 'klassiek' bosbeheer een vlaksgewijze behandeling inhoudt, wordt in een bosbestand elke boom, die er een beetje goed uitziet, lichtjes bevoordeeld. Hiertoe worden vaak de 'lelijkaards' en wolven of voorlopers weggekapt. De opstand verkrijgt hierdoor als resultaat vrij vlug een gelijkvormig en homogeen uitzicht. Alle bomen in die opstand bevinden zich dan ook meestal in dezelfde ontwikkelingsfase.Laat onze bosbeheervisie nu zijn: mooi, authentiek bos met een goed gevarieerde structuur, samenstelling en leeftijdsopbouw. Hoe gaan we QD-gewijs dan te werk?
Met beheer volgens de QD-strategie stappen we af van het denken in termen van bestandsbehandeling. We grijpen in op kleinere schaal: van individuele bomen tot kleine verjongingsgroepen. Houtoogst bij eindkap betekent niet per se dat we alle toekomstbomen van een bestand in een keer kappen. Door het pleksgewijs ingrijpen en het bijvoorbeeld oogsten van individuele bomen, creëer je op termijn structuurrijke bosopstanden.
QD-beheer schrijft hiertoe een beperkt aantal toekomstbomen voor (ongeveer 30 - 40 per hectare). Hun kruinen worden vroeg vrijgezet, hierdoor ontwikkelen ze een brede diepe kroon (uiteindelijk 3/4 van totale boomlengte) en kennen bijgevolg een forse groei. Op korte termijn wordt dik kwaliteitshout daarmee mogelijk. In vergelijking met 'klassiek' beheer hebben we bij eindkap (van QD toekomstbomen) op eenzelfde oppervlakte minder houtvolume (want minder bomen) maar een veel hogere houtwaarde(die minder bomen zijn wel een pak meer waard!) en in minder tijd.
De bomen in de ruimtes tussen de toekomstbomen worden niet behandeld. In die tussenruimtes zullen de bomen bijgevolg bescheiden kruinen hebben (wegens dichtstand). Een fijne sturing van het licht is hierdoor mogelijk. Wordt dit niet strikt nageleefd, dan verdwijnt de individuele kwaliteit en de gevarieerde bosstructuur.