Habitatbomen zijn bomen die specifieke ‘niches’ bevatten zoals holtes, loshangende schors, uitscheurwonden... Deze niches worden ‘microhabitats’ genoemd. Het zijn vaak oude bomen. Hoe ouder een boom, hoe groter immers de kans dat hem iets overkomt en hij dergelijke ‘littekens’ ontwikkelt. Microhabitats kunnen echter ook in jongere, minder indrukwekkende bomen voorkomen. Vaak zijn het ‘beschadigde’ bomen, die bij een klassiek beheer worden weggenomen. Het is de bedoeling dat habitatbomen maximaal mogelijk behouden blijven en hun volledige levenscyclus kunnen volmaken. Ook nadat ze zijn afgestorven blijven ze in het bos als belangrijke doodhoutcomponent. Habitatbomen hebben een hoge natuurwaarde, of kunnen op termijn een hoge natuurwaarde ontwikkelen, en hebben vaak een lage economische waarde. Het vraagt een kleine inspanning (financieel) om ze te behouden maar met een grote ecologische winst. Het is daarom belangrijk om die microsites en microhabitats te herkennen en er bij het beheer (vooral bij de selecties bij dunningen) rekening mee te houden. Zo kan ook deze specifieke biodiversiteit behouden en ontwikkeld worden. Daarbij gaat het niet alleen over holenbroedende vogels en vleermuizen, maar ook over minder opvallende soorten. In vermolmd hout in holtes van levende bomen komen ook heel wat kevers, zweefvliegen en zeldzame paddenstoelen voor.