Als de gevelde boom niet blijft haperen in belemmerende kruinen van buurbomen, zal hij bij de velling gewoon doorvallen tot op de grond. Er is geen velschade als de boom hierbij niet langs de stam van voorbehouden bomen schuurt of zware takken uit de kruin doet afbreken.
Bij selectieve kappingen in dichte bestanden blijven bomen dikwijls hangen op de kruin van buurbomen, omdat er geen ruimte is om de kruin van de gevelde boom door te laten of als de velling niet precies genoeg is uitgevoerd. We spreken dan van een hanger. Bij de motormanuele exploitatie zijn een brede waaier van veilige technieken ontwikkeld om hangers onderuit te werken.
Als de boom te zwaar is om in beweging te brengen met handwerktuigen, moet een lier gebruikt worden (bv. handlier, boslier). Bomen met een volume tot ongeveer 1,5 m³ kunnen vlot onderuit getrokken worden met een machinelier waarvan de trekkracht 5 à 6 ton bedraagt. Bij zware bomen komt deze techniek aan zijn limiet, omdat het gewicht van de boom de stamvoet diep in de grond drukt.
Bomen met een volume tot ongeveer ¾ m³ kunnen met een paard onderuit getrokken worden. Bij eerste of tweede dunningen (licht hout, dicht bos) is een paard handiger dan een lier omdat geen rechte kabellijn moet gezocht worden.
Hangers in de kraanzone van een machine, kunnen met de kraan ten val gebracht worden. De sterkte van de kraan bepaalt welk houtvolume onderuit kan getrokken worden.