Naaldbossen kunnen een grote betekenis hebben voor de mycoflora (Keizer, 1997; Kuyper 1998). Veel soorten paddenstoelen vormen uitsluitend mycorrhiza met naaldbomen, en ook diverse hout- en strooiselsaprofyten zijn aan naaldbos gebonden. In Vlaanderen biedt Grove den de grootste diversiteit aan naaldbossoorten. Dennenbossen op extreem voedselarme of op (iets) mineraalrijke stikstofarme bodems kunnen zeer rijk zijn aan boombegeleiders. Deze komen voor in de binnenduinen (bv. de Haan) of de Kempen, op stuifzanden, zandafgravingen maar ook op zandleem. In bossen met veel dennenbegeleiders is ondergroei afwezig of heeft een geringe bedekking, de humuslaag ontbreekt vrijwel of is hooguit enkele centimeters dik. Dennenbos met een ondergroei die duidt op verrijking met stikstof (o.a. met Bochtige smele, Pijpestrootje, Stekelvarens, Bramen, Rankende helmbloem, Haakmos, Dikkopmos, opslag Amerikaanse vogelkers) zijn arm aan soorten en vruchtlichamen van paddenstoelen; deze zijn dan nog het meeste langs de paden te vinden. Uit onderzoek is gebleken dat jonge stadia van naaldbossen, tot zo'n 30 jaar, het rijkst aan boombegeleiders zijn. Een groot deel van de karakteristieke soorten verdwijnt weer bij het ouder worden van het bos. De verarming van de paddenstoelenflora van de dennenbossen bij verouderen van het bos is een verschijnsel dat mede samenhangt met atmosferische stikstofdepositie. In (buitenlandse) gebieden met een zeer geringe stikstofdepositie wordt dit beeld dan ook niet waargenomen. Het verwijderen van strooisel en de met stikstof verrijkte vegetatielaag kan zorgen voor een gedeeltelijk herstel van dennenbegeleiders (Ozinga & Baar, 1997). Dit kan uiteraard enkel via een goedgekeurd beheerplan voorzien van de nodige motivatie.
Alle naaldbossen weg?
Sommige beheerders beschouwen alle naaldbomen als exoten, en willen naaldbossen het liefst omvormen tot andere vegetatietypen. Nochtans hebben zich, vooral in de Grove dennenbossen, op natuurlijke wijze een groot aantal soorten paddenstoelen gevestigd. Deze dragen significant bij aan de biodiversiteit in Vlaanderen. Op dezelfde wijze hebben in andere cultuurlandschappen zoals akkers, graslanden, heidevelden en zelfs aangeplante loofbossen talloze wilde planten en dieren een plaats om te leven gevonden. Daarom is het behoud van juist die naaldbossen die de grootste waarde aan naaldbos-gebonden paddenstoelen vertegenwoordigen van groot belang. Daarnaast zijn er aanzienlijke oppervlakten met naaldbos met geringe mycologische (en andere) waarde en geringe potenties; in deze is de natuurwaarde gering, kan een geleidelijke ontwikkeling naar een ander vegetatietype worden overwogen.
Bij het beheer van open stuifzandgebieden is het voor bijzondere dennenbegeleiders van belang dat jonge, spontane dennenbosjes op stuifzand blijven bestaan en zich opnieuw kunnen vormen.
Samenvattend
Gunstig |
Ongunstig |
Het bos met rust laten |
Met zware machines het bos in |
Het naaldbos behouden, kleine percelen herbeplanten |
Naaldbos “omvormen” tot andere vegetatietypen |
Kleinschalig reliëf handhaven/herstellen |
Egaliseren, ploegen |
Dode bomen laten staan of liggen waar de veiligheid dit toelaat |
Snoeiafval, takken en dode bomen laten liggen op kale, mosrijke of reliëfrijke plekken |
Verwijderen van strooisel op schrale, niet verzuurde plekken en in bermen (stuifzand, lemig of kalkrijk zand) |
Strooiselophoping |
Betreding op paden toestaan; randen vrij houden van opslag |
Betreding buiten de paden |
Periodiek verwijderen van opslag van exoten zoals Amerikaanse vogelkers |
De opslag laten staan en uitgroeien |
Kleine percelen kappen of dunnen |
Grote kapvlakten |
Verbrand hout en brandplekken |
Bemesting |