Parken
Landgoederen en parken herbergen dikwijls een bijzondere paddenstoelenflora omdat er op korte afstand een grote variatie aan biotopen is en het beheer jarenlang met zorg is uitgevoerd. Oude bomen van allerlei soorten, open boomgroepen met gras-ondergroei, oude lanen, grote gazons, loofbossen met veel dood hout zijn voorbeelden van voor paddenstoelen belangrijke groeiplaatsen die op landgoederen worden aangetroffen.
De meeste bijzondere paddenstoelen zijn te vinden in de bermen van oude lanen met een schrale ondergroei. Het zijn vooral zeldzame boombegeleiders die hier een geschikte groeiplaats vinden. In gazons die lange tijd continu en zonder bemesting zijn beheerd, kunnen enige schraalgraslandpaddenstoelen gaan groeien. Hierdoor worden deze grasvelden mycologisch waardevol. Oude hoogstamboomgaarden zijn voor enkele aan oude fruitbomen gebonden soorten houtzwammen van belang.
Het beheer van bossen en bermen van lanen op landgoederen lijkt veel op dat van “gewone” bossen en laanbermen. Een verschil is dat bij landgoed-lanen minder met verkeer en meer met landschappelijke aspecten rekening gehouden moet worden. Men moet vaak meer met voor het landgoed specifieke eigenschappen rekening houden zoals de gebruiksfunctie van het huis en omgeving, cultuurhistorische elementen en opvattingen van de eigenaar/beheerder. In overleg met betrokkenen kunnen extra kansen vaak benut worden.
Een apart probleem in parken kan de vermesting door honden zijn. Een mogelijke (deel)oplossing is misschien de aanleg van z.g. hondentoiletten (speciaal voor honden bestemde grasveldjes) buiten de waardevolle stukken van het park.
Bij inrichting van een nieuw park kan men rekening houden met mycologische potenties. Het beste is het om de oorspronkelijke bodem te gebruiken en compost of teelaarde maar enkel in te zetten bij beplantingen die dat nodig hebben. Zo kan bij de aanplant van bomen in de plantput uiteraard wel compost worden gebruikt. Maar voor gazons is dat op gewone bodems wellicht niet nodig. Nieuwe lanen en boomgroepen kunnen zo mogelijk langs een sloot of waterpartij aangelegd worden. Bij de keuze van bomen kiezen we bij voorkeur soorten die een associatie met boombegeleiders kunnen vormen.
Oude bomen en boomgaarden
Wegens het belang van oude bomen als groeiplaats van bijzondere parasitaire houtzwammen is het noodzakelijk om oude bomen zo lang mogelijk te behouden. Op landgoederen is vaak gelegenheid om zonder gevaar voor de omgeving oude bomen te laten staan. Van tijd tot tijd controleren en eventueel noodzakelijk onderhoud is voldoende om aan de zorgplicht te voldoen. Waar er een risico is op openscheuren of afbreken, kan een lichte kroonreductie zinvol zijn. Zo mogelijk dikke dode bomen niet helemaal weghalen maar stammen laten staan of laten liggen en de stammen niet in kleinere stukken verzagen. Het publiek attenderen op de aanwezigheid van bijzondere houtzwammen.
Bij boomgaarden de oude (hoogstam-)fruitbomen zoveel en zo lang mogelijk laten staan, ook al zijn ze al gedeeltelijk ingestort en is de fruitopbrengst niet meer zo groot. De takken kunnen eventueel deels worden weggehaald, maar de stammen liever laten staan. Open plekken opvullen met nieuwe hoogstam bomen. De grazige ondergroei kan eventueel worden beweid (koeien of schapen).
Gazons
In grasgazon en open velden kan men ofwel gazonbeheer, ofwel hooibeheer toepassen. Bij gazonbeheer moet men ongeveer elke één tot twee weken maaien en het maaisel meenemen. Gevallen bladeren worden op de paddenstoelrijke plaatsen best apart weggeharkt. Na half augustus hoeft minder vaak te worden gemaaid. Het toepassen van kunstmest, mosverdelgingsmiddelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, verticuteren en kunstmatige beregening is ongunstig voor paddenstoelen. Indien het grasveld op voedselrijke bodem ligt en jarenlang intensief onderhouden is, zijn op korte termijn weinig bijzondere soorten te verwachten na omschakeling van het beheer. Afhankelijk van de bodem kunnen de waarden na ca. 5 jaar wel gaan toenemen.
Bij hooibeheer kan 2x per jaar worden gemaaid met afvoeren van het maaisel. Dat kan in afgelegen gedeelten van het gebied. Het is een goedkopere beheersvorm dan het intensieve gazonbeheer, zeker op grotere oppervlakten, terwijl er een aantrekkelijk bloemrijk grasland kan ontstaan.
Onder boomgroepen en in laanbermen met gazon kan minder vaak dan in open gazon worden gemaaid, want door de beschaduwing en de boomwortels groeit het gras minder. Ongeveer 1x per 3 tot 4 weken gras maaien (en opharken) kan volstaan. Let op het vermijden van maaischade aan de bomen. Dode bladeren kunnen worden weggeharkt, ze kunnen ook met een laatste maaien-plus-afvoeren-beurt worden verwijderd.
Samenvattend
Gunstig |
Ongunstig |
Oude bomen laten staan, voor eventuele kap tijdig nieuwe bomen planten |
Bomen met houtzwamaantasting zonder meer kappen |
Maaien en afvoeren schrale bermen en graslanden, incl. gazon |
Klepelen schrale bermen, bemesten van grasland of gazon, maaisel laten liggen |
Verwijderen bladstrooisel (harken, blazen) onder bomen of boomgroepen |
Dood blad achter laten |
Slootbagger en materiaal uit waterpartijen afvoeren |
Slootbagger deponeren in laanbermen, bosranden of verspreiden in bosjes of over grasland |
Aanleggen snipperpaden, maar niet op paden met schrale bermen; snippers eventueel in bosjes achterlaten maar liever afvoeren; aanleggen schelpenpaden |
Houtsnippers uitstrooien in schrale bermen en schrale graslanden |
Vaste plekken voor uitlaten van honden (“hondentoilet”) |
Uitlaten van honden overal toestaan |
Brandplekken |
Verbrand hout meteen opruimen |
Bomen met begeleiders (bijlage 1) aanplanten op schrale plekken |
Andere soorten bomen aanplanten |
Grote stammen geheel laten liggen in bossen |
Tuinafval, takken, snoeiafval e.d. achterlaten in bosranden en laanbermen; grote stammen in stukken zagen |
Een constant beheer voeren |
Het beheer / de bestemming van terreingedeelten vaak wijzigen |
Bron
Peter-Jan Keizer (Mycologen.nl) en Ruben Walleyn (Inbo.be)