De betekenis van graslanden voor paddenstoelen kan bijzonder groot zijn. Dit geldt vooral voor droge, onbemeste of zwak bemeste graslanden met een lange historie van continu, weinig intensief gebruik, de z.g. schraalgraslanden of voedselarme graslanden. Er zijn tientallen soorten paddenstoelen kenmerkend voor schraalgraslanden, waarvan de meeste zijn bedreigd. Voorbeelden zijn de prachtig gekleurde wasplaten, knotszwammen en de zogenaamde staalsteeltjes, dat zijn satijnzwammen met een blauwe steel en/of hoed. Oude graslanden op iets meer voedselrijke (stikstofrijke) bodem kunnen ook relatief rijk aan paddenstoelen zijn. Intensief gebruikte en bemeste, hoogproductieve cultuurweiden hebben voor paddenstoelen een geringe betekenis. Veelvuldig berijden met zware machines, diepe ontwatering, scheuren of kapotspuiten van de grasmat en opnieuw inzaaien, bespuiting met herbiciden en fungiciden, zware be(kunst-)mesting en/of drijfmestinjectie en dergelijke “moderne” productiemethoden overleven de meeste soorten niet.
Een groot areaal in Vlaanderen wordt ingenomen door wegbermen met grazige vegetatie. Hier wordt vaak ecologisch bermbeheer toegepast, met als doelstelling het behouden of vergroten van natuurwaarden in de berm. In de meeste gevallen komt dat neer op 1x of 2x per jaar maaien plus afvoeren van het maaisel, afhankelijk van de vruchtbaarheid van de bodem. Vooral op brede bermen met schrale bodemtypen heeft dat geresulteerd in relatief waardevolle vegetaties. Een verschil met andere onbemeste en gemaaide graslanden is dat in bermen vaker verstoring optreedt in de vorm van graven, werkzaamheden aan de weg en bermverlagingen. Hierdoor kan de ontwikkeling naar oude, stabiele omstandigheden moeilijk worden bereikt.
In natte of moerassige graslanden is de mycologische waarde gewoonlijk gering.
In het algemeen geldt dat de traditionele natuurbeheersmaatregelen die ontwikkeld zijn voor de vegetatie ook gunstig voor paddenstoelen zijn. Het is in feite het voortzetten van traditionele niet-intensieve landbouwmethoden: hooien of (weinig intensief) beweiden. De belangrijkste elementen in graslandbeheer zijn het streven naar verschraling en continuïteit in het beheer van beweiding of hooien. Beweiding draagt aan de variatie aan paddenstoelen bij doordat op mest van dieren die in halfnatuurlijke graslanden grazen dikwijls veel soorten mestbewonende paddenstoelen voorkomen (in tegenstelling tot mest op intensief gebruikt weiland). Wanneer het beheer wordt gestaakt, gaan de mycologische waarden zeer snel, en op den duur onomkeerbaar achteruit; veelal treedt er verruiging op.
Waardevolle graslanden zijn vaak te herkennen aan een korte, soortenrijke grasmat met open plekjes en schraalgraslandplanten als Schapengras, Muizenoor of Tormentil. Mossen hebben vaak een vrij hoge bedekking (tot zo'n 30-50%) met soorten als Haakmos (Rhytidiadelphus squarrosus, mits niet dominant), Bleek dikkopmos (Brachythecium albicans), Groot laddermos (Pseudoscleropodium purum) en/of diverse kleine topkapselmossen. In terreinen met hoogteverschillen en hellinkjes groeien vaak extra soorten. Sommige oude, maar botanisch weinig opvallende graslanden zoals soms op dijken, open wegbermen of gazons bevatten een opmerkelijke mycoflora. Daar moet de eigenaar dan op gewezen worden zodat het beheer met kennis kan worden voortgezet of aangepast.
Samenvattend
Gunstig |
Ongunstig |
Maaien plus afvoeren of hooien met nabeweiding |
Beheer staken; dat leidt tot verruiging en vervilting |
In kleine en kwetsbare terreinen met kleine machines (of “met de hand”, zeis) maaien |
Met zware machines de zode beschadigen |
Extensieve of matig intensieve beweiding, mits nauwkeurig gedoseerd |
Vertrapping of juist verruiging van waardevolle delen (probleem bij beweiding in grote heterogene terreinen), intensieve beweiding |
Kleinschalig reliëf handhaven of herstellen |
Ploegen, egaliseren |
Stabiel grondwaterpeil handhaven |
Plotseling waterstand opzetten; drainage |
Geen bemesting; soms bekalken van verzuurde graslanden |
Bemesten, slootbagger opbrengen |
Continu verschralingsbeheer |
Gefaseerd (gedifferentieerd) beheer (= terreindelen niet jaarlijks maaien) |
In verruigd (schraal)grasland op veraard veen met duidelijk vermeste toplaag kan plaggen gunstig zijn; in de meeste graslandtypen is dit niet het geval |
Afplaggen van oude, voedselarme tot tamelijk voedselrijke graslanden zonder recente vermesting |
Bron
Peter-Jan Keizer (Mycologen.nl) en Ruben Walleyn (Inbo.be)