Boomsoortenkeuze bij aanplant

Welke boomsoorten aanplanten...

Wanneer je kiest voor kunstmatige verjonging (aanplanten of zaaien) van boom- en of struiksoorten is het belangrijk soorten te kiezen die zijn afgestemd op de groeiplaats. Het bodemtype en de waterhuishouding zijn hierbij belangrijke factoren. Het inbo heeft voor Vlaanderen de toepassing BOBO(opent nieuw venster) ontwikkeld. Hiermee kan je opzoeken welke bodem jouw terrein heeft en welke soorten geschikt zijn om aan te planten.

Sommige boomsoorten zoals Zomereik, Wintereik en Ruwe berk zijn niet veeleisend en groeien op vele plaatsen goed. We noemen dit bodemvage soorten. Andere soorten zoals Winterlinde, Zomerlinde of Zoete kers stellen meer eisen aan hun groeiplaats.

Probeer het omliggende landschap te lezen. Vaak staat er in de omgeving een bos of bosje op een gelijkaardige plek. Kijk welke soorten hier goed groeien. Let wel op veel bossen zijn aangeplant dus zeker niet alle soorten die er kunnen groeien zijn aanwezig. Als je meer zekerheid wil over hoe voedselrijk en vochtig de groeiplaats is, kijk je best naar welke soorten kruiden en struiken zich spontaan hebben gevestigd. Info over de ecologie van onze inheemse plantensoorten vind je hier op ecopedia.

Door te kijken naar het landschap, de bodem en de reeds aanwezige soorten in de omgeving kan je ook proberen in te schatten welk natuurstreefbeeld bos thuis hoort op jouw gekozen locatie.

Ruwe berk is een boomsoort die spontaan kan komen. Indien gewenst kan je hem ook zaaien of aanplanten. Ruwe berk is een soort die bijna overal kan groeien, enkel niet op natte standplaatsen. (Vilda/Lars Soerink)

...in tijden van klimaatverandering?

En hoe zit dat met de klimaatverandering ? Moeten we nu andere boomsoorten of herkomsten aanplanten uit zuidelijke streken ? Daarover zijn ook de wetenschappers het niet eens

Populier + inheemse bomen = winnende bebossing

Landbouwbodems verschillen sterk van bosbodems. Ze zijn vaak sterk bemest en bekalkt. Ze bevatten ook veel minder humus dan een bosbodem. Dat heeft voor- en nadelen. Een nadeel is dat er veel bramen,  brandnetels en forse grassen kunnen groeien. Een voordeel is dat er ook boomsoorten kunnen groeien die veel mineralen nodig hebben zoals linde, haagbeuk, en ook snelgroeiende pioniers zoals cultuurpopulieren, abelen en wilgen. De combinatie van snelgroeiende pioniers en trager groeiende bomen  is nu net een winnend recept en dat om verschillende redenen:

  • De pioniers groeien heel snel. Daardoor ontwikkelen ze snel een grote kruin, maar laten tegelijk toch genoeg licht door. Hierdoor ontstaat vlugger een geschikt bosklimaat, met een milde schaduw en hoge luchtvochtigheid. Dat beschermt de trage groeiers er onder tegen extreme hitte en uitdroging.
  • Landbouwgronden zijn bemest en bekalkt, maar tegelijk arm aan organisch materiaal. Snelgroeiende pioniers produceren veel bladeren, die  gemakkelijk verteren en in de bodem worden opgenomen. Zo ontwikkelt zich vrij vlug een  humusrijke bosbodem. Dit type bodem houdt mineralen en water goed vasten zorgt voor een rijk bodemleven. Populieren hebben als bijkomend voordeel dat ze veel calcium via het bladstrooisel in omloop houden en zo bodemverzuring tegengaan.
  • Door het verschil in groeisnelheid van pioniers en climaxsoorten ontstaat snel een structuurrijk bos met meerdere etages, en ook dikkere en dunnere bomen.
  • De bijkomende schaduw van traag groeiende climaxsoorten, geplant tussen de snelgroeiende pioniers, kan brandnetels en bramen onder controle houden. Zo kunnen typische schaduw verdragende bossoorten een plekje vinden, op voorwaarde natuurlijk dat ze het nieuw aangeplante bos kunnen bereiken. Daarvoor is het nodig dat het nieuwe bos zo goed mogelijk aansluit bij bestaande, oude bossen.
  • De snelgroeiende pioniers hebben een economische meerwaarde en ze kunnen al na enkele decennia worden geoogst. Ondertussen zijn de traag groeiende soorten al goed gevestigd, en kunnen verder uitgroeien en het eindbeeld van het bos vormen.
  • Pioniers die niet geoogst worden, kunnen op termijn van enkele decennia uitgroeien tot monumentale bomen. Die monumentale bomen zijn ecologisch erg belangrijk, bij voorbeeld omdat ze holtes vormen en dode takken dragen. Als ze afsterven, leveren ze snel zwaar dood hout. Als de vegetatie zich ook gunstig ontwikkelt, kan op die manier al na 60 jaar een structuurrijk habitatwaardig bos ontstaan, met monumentale bomen, dood hout, een gemengde typische boomlaag en een rijke flora.

De beplantingstechnieken die je kan gebruiken om pioniers en climaxsoorten samen aan te planten, worden hier verder toegelicht.

Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).