3-30-300 regel

De 3-30-300 regel helpt je om na te denken en te communiceren over het gebruiken van bomen om de levenskwaliteit te verhogen. Met behulp van deze regel kan je doelstellingen zetten en monitoren in hoeverre je deze al behaald hebt. Je kan de maatschappelijke winsten rechtstreeks koppelen aan deze doelstellingen. Daarbij is het belangrijk om de focus te houden op de doelen die je met je bomen wilt bereiken en jezelf niet verliest in het planten van zo veel mogelijk bomen. Om je daarbij te helpen vertellen we in dit artikel hoe de 3-30-300 regel inspeelt op de moderne stedelijke uitdagingen. Als laatste beschrijven we hoe je de regel kan gebruiken voor interne en externe communicatie.

De 3-30-300 regel werd gepopulariseerd door Cecil Konijnendijk, directeur bij het Nature Based Solutions Institute te Wageningen. Daarnaast is hij ook professor in de bosbouw aan de universiteit van British Columbia (Canada) en is hij wereldwijd toonaangevend in de sector van stadsbossen.

3-30-300 Regel
3-30-300 Regel (Cecil Konijnendijk)

3 bomen zichtbaar: het groen zien

Elke bewoner in elke stad of gemeente moet de mogelijkheid hebben om vanuit de woonplaats, werkplaats en op school minstens 3 goed gevestigde bomen te kunnen zien.”

 

Het groen zien kan er voor zorgen dat mensen op korte termijn kunnen herstellen van stress en moeheid, sneller kunnen recupereren van een ziekte of letsel en zodoende bijdragen aan de fysieke en mentale gezondheid op lange termijn. Het is bewezen dat groen mensen creatiever en productiever maakt. De 3-bomen regel verhoogt het mentaal welzijn van je bewoners.

De zichtbare bomen fungeren als indicator voor zichtbaar groen, zowel binnenshuis als op straat. Bomen zijn daarnaast ook belangrijke stapstenen en habitats voor tal van soorten. Visueel toegankelijke biodiversiteit vermindert stress. Vooral vogels kunnen ervoor zorgen dat het ritme van de natuur zichtbaar en hoorbaar wordt.  Men dient zich niet blind te staren op het getal “3”. De keuze voor dit getal is niet wetenschappelijk onderbouwd, maar was vooral een communicatieve keuze. Het is belangrijk dat het groen evenredig verdeeld is over het grondgebied. Men moet aandacht hebben voor groengelijkheid, alle bewoners in iedere wijk hebben recht om groen te zien.

30% kroonbedekking: in het groen zijn

“Elke wijk in iedere stad of gemeente moet minstens 30% kroonbedekking behalen.”

 

In het groen zijn zorgt voor een betere levenskwaliteit, zowel fysiek als sociaal. Groen in de wijk creëert ontmoetingsplaatsen en verhoogt de slaapkwaliteit. De toename in zowel mentale als fysieke gezondheid is substantieel vanaf een kroonbedekking van 30%. Goed geplaatste bomen kunnen de luchtkwaliteit verhogen en vanaf 40% kroonbedekking is er een sterk verkoelend effect dankzij evapotranspiratie en schaduwwerping.

30% is de ondergrens voor bomen om impact te hebben op wijkniveau, het is dus een minimumdoelstelling. Kroonbedekking is de verhouding tussen de totale oppervlakte en de oppervlakte van de loodrechte projectie van de kronen van de bomen. Om dit begrip te visualiseren moet je een denkbeeldig vliegtuig instappen en over de wijk vliegen. Als je dan loodrecht naar beneden kijkt: hoe groot is de verhouding tussen de oppervlakte van alle boomkruinen die je ziet in de wijk ten opzichte van de volledige oppervlakte van deze wijk? Als je een woonwijk van 3 ha hebt, zou je volgens deze vuistregel minstens 1 ha aan kroonoppervlakte moeten kunnen zien.

300 m tot dichtstbijzijnde groenruimte: in het groen doen

“Elke bewoner in elke stad of gemeente moet een grote publieke groenruimte kunnen bereiken op 300 m of minder.”

 

In het groen doen zorgt voor een verlaagd risico op hart- en vaatziekten en diabetes. Vlotte toegang tot een groenruimte van goede kwaliteit zorgt voor een fysieke en sociale activatie van burgers. De 300 m-regel verhoogt de sociale cohesie.

De WHO zet de grens van een ‘grote publieke groenruimte’ op 1 ha. Volgens hen moet iedere bewoner dus over een groenruimte van minstens 1 ha groot op 300 m afstand van de voordeur beschikken. Een afgeleide vuistregel is een veilige wandeling van 5-10 minuten tot een kwaliteitsvolle groenruimte.

De kracht van de regel

Het gebruiken van de 3-30-300 regel biedt gemakkelijk te onthouden doelstellingen die wetenschappelijk gegrond zijn. Veerkrachtige en leefbare groene steden ontwikkelen is een complexe uitdaging. Deze vuistregel herleidt het complexe gegeven naar eenvoudige doelstellingen.

De doelen zijn relatief eenvoudig, helder en volledig objectief te beoordelen. Dit staat toe om de vooruitgang te visualiseren en te vergelijken met collega’s, zowel in het binnen- als buitenland. Je krijgt zicht op de stand van zaken en kan laten zien aan je burgers dat je op een gestructureerde manier werkt aan het lokale bomenbestand.

Bij weerstand heeft de beleidsmaker met deze regel een stok achter de deur, de regel is namelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Het hanteren van deze regel zorgt dus voor meer onderhandelingskracht wanneer men aan tafel zit met collega-politici of andere beleidsmakers. Met deze regel kan het uitbreiden van het stadsbomen en -bossen bestand in Vlaanderen makkelijker geïntegreerd worden over de verschillende beleidsdomeinen heen. Als er bijvoorbeeld een straat wordt opengebroken voor nutsleidingen, dan zullen we groenwinst moeten realiseren, want we zitten nog niet aan de 30% in deze wijk!

Enkele kanttekeningen

Hou het haalbaar

De 3-30-300 regel is een vuistregel die je eenvoudig kan implementeren en controleren. Maar iedere stad of gemeente is uniek, je kan de regels dus ook aanpassen naar de eigen lokale socio-ecologische context. Aangezien de stedelijke uitdagingen hoger zijn in centrumsteden, kan het aangeraden zijn dat deze hoger mikken. Maar het allerbelangrijkste criterium voor het opstellen van doelstellingen, is dat ze haalbaar zijn.

Sommige steden en gemeente kunnen hoger mikken dan 30% kroonbedekking, voor andere zal het behalen van 20% kroonbedekking reeds zeer verdienstelijk zijn. Indien de context het niet mogelijk maakt om 30% kroonbedekking als doelstellingen te nemen, kan men opteren voor 30% groenbedekking.

Zo zal ook het creëren van een groenruimte van 1 ha niet overal haalbaar zijn. Het is vooral belangrijk dat iedere bewoner slechts een veilige wandeling van 5-10 min verwijderd is van een toegankelijke groenruimte waar men kan ontspannen, ontmoeten en ontkomen aan de stedelijke stress. Bewoners zullen meer baat hebben bij een middelgroot park op wandelafstand dan een groot park op fiets- of rij-afstand. Daarnaast is het belangrijk dat er ruimte is voor verschillende vormen van recreatie, voor alle leeftijden en bevolkingsgroepen.

Denk op lange termijn

Het toepassen van deze regel verplicht je om te denken op lange termijn. Als je net op 30% kroonbedekking zit en een veteraanboom sterft af, zal je een lange tijd de 30% niet halen als je deze vervangt met een kleintje. Je volgende generaties moeten dus al klaar staan om de oude garde te vervangen. Dit illustreert de relatie tussen kwantiteit en kwaliteit. Als je wilt inzetten op kwantiteit in de toekomst, moet je zorgen voor kwaliteit in het heden.

 

Daarnaast is zicht hebben op 1 grote, goed gevestigde boom veel waardevoller dan zicht op 3 kleine boompjes die ieder decennium vervangen worden. Als een boom lang blijft staan, is er meer kans dat mensen een emotionele band aangaan met de boom. Als één van je bewoners als kind een boom heeft zien geplant worden en deze er 50 jaar later nog staat, zal het zien van de volwassen boom je bewoner trakteren op tal van jeugdige herinneringen.

Auteur Vito Leyssens