/Verzamelen van basiskennis en ontwikkeling van een beoordelings- of afwegingskader voor de ecologische effectanalyse van overstromingen
Verzamelen van basiskennis en ontwikkeling van een beoordelings- of afwegingskader voor de ecologische effectanalyse van overstromingen
De belangrijkste conclusies uit de literatuurstudie zijn:
1. De reeds langer gekende vuistregel „hoe langer, frequenter en dieper de overstromingen, des te groter de negatieve impact op de vegetaties en plantensoortensamenstelling blijft nog steeds overeind. De kwantitatieve invulling daarvan (wat is dan té lang en té diep?) blijft eveneens nog steeds één van de belangrijkste hiaten in kennis.
2. Het belang dat wordt toegeschreven aan de aanvoer van nutriënten met het overstromingsproces neemt toe. Maar ook hier blijven er grote kennishiaten inzake dosis-effectrelaties en referentiewaarden.
Op sommige locaties is voldoende kennis verzameld om uitspraken hierover te doen, zoals in de Doode Bemde (Heverlee). Hier waren de conclusies als volgt:
1. Door toegenomen overstromingsduur, -diepte en/of frequentie treed er een daling op van het soortenaantal in de vegetatieopnamen. Op schaal van het volledige gebied verdwijnen er echter geen soorten.
2. Die daling van het soortenaantal treed meer uitgesproken op voor ruigten in vergelijking met graslanden.
3. Bij „intensief‟ natuurlijk graslandbeheer (vb jaarlijks twee maal maaien) wordt de daling van het soortenaantal grotendeels tegengegaan, bij lagere beheerintensiteit is de daling het duidelijkst.
4. De inrichting als “natuurlijk” overstromingsgebied (Doode Bemde) heeft gezorgd voor een gevoelige stijging van de grondwatertafel in het gebied. Daardoor treden er, boven op de hierboven vastgestelde veranderingen, ook nog verschuivingen in vegetaties op. In Webbekomsbroek & Schulensbroek is er (meer dan waarschijnlijk) geen stijging van het grondwaterpeil opgetreden.