Op 11 december 2017 stelde minister Schauvliege het soortenbeschermingsprogramma voor de vroedmeesterpad vast. Een soortenbeschermingsprogramma wordt door de minister vastgesteld en heeft een looptijd van 5 jaar. Daarna kan het op basis van een evaluatie worden verdergezet, al dan niet met de nodige aanpassingen. Een vastgesteld soortenbeschermingsprogramma is dus een officieel document en niet vrijblijvend. De gemaakte afspraken binnen zo’n programma zijn beslist beleid en dus bindend.
De vroedmeesterpad is een klein padje dat in Vlaanderen de noordwestelijke rand van zijn Europese verspreidingsgebied bereikt. Deze warmteminnende soort komt in Vlaanderen bijna uitsluitend voor op zonnige hellingen in het Brabants heuvelland, het zuiden van Haspengouw en de Voerstreek. Daar komt hij van nature voor op stenige hellingen en terreinen met een losse stenige bodem. De vroedmeesterpad wordt echter ook aangetroffen nabij de bewoonde omgeving. De zonnige omgeving van boerderijen, kerkhoven, verlaten groeves en ruïnes bieden immers vaak heel wat schuilmogelijkheden, tegelijk is een veedrinkpoel of vijver er nooit veraf.
Tijdens de paartijd vormt de soort roepkoren nabij het voortplantingswater. Met hun typische fluittonen verraden de padjes dan hun aanwezigheid. De eitjes worden bij het paren niet in het water gelegd, het mannetje wikkelt ze om zijn achterpoten en neemt ze enkele weken op sleeptouw op land. Wanneer de larven voldoende ontwikkeld zijn, keert hij terug naar de poel om de larven af te zetten. Hoewel een vroedmeesterpad minder eitjes legt dan andere paddensoorten, ontloopt de soort door deze manier van broedzorg de sterfte die andere dikkopjes tijdens hun meest kwetsbare eerste levensweken ondergaan.
Als waterbiotoop komen een grote verscheidenheid van waterpartijen in aanmerking: veedrinkpoelen, bronpoelen, kleine vijvers en zelfs kunstmatige veedrinkbakken. Vroedmeesterpadden zijn vooral op zoek naar kale, onbeschaduwde en visvrije poelen die het ganse jaar water bevatten.
De toenemende verbossing van landbiotopen en het verdwijnen van zonnige overgangsbiotopen bood de vroedmeesterpad steeds minder geschikt landbiotoop. In combinatie met het wegvallen van geschikte voortplantingswaters door beschaduwing of wegvallend regelmatig beheer ervan, kreeg de soort het nog lastiger. Door zijn honkvast karakter wijkt hij ook niet snel uit naar alternatieve gebieden zodat vele populaties de voorbije decennia dan ook zijn verdwenen. Nagenoeg alle resterende populaties zijn erg klein en kwetsbaar geworden zodat de soort dringend nood heeft aan een duwtje in de rug.
Het soortenbeschermingsprogramma (SBP) beoogt de aantallen vroedmeesterpad in de resterende populaties zo snel mogelijk terug op een veilig peil te krijgen. In het SBP zijn daartoe acties en maatregelen voorzien voor het herstel van een geschikt landbiotoop in combinatie met het herstel en aanleggen van nieuwe voortplantingsbiotopen rond de resterende populaties. Gezien vroedmeesterpadden bij voorkeur in overgangsbiotopen voorkomen en ook bij voorkeur recent geschoonde poelen benutten, is het structureel volhouden van dergelijk regelmatig terugkerend beheer erg belangrijk. Het SBP bevat dan ook de nodige acties om beheerders van vroedmeesterpadterrein te begeleiden bij het opstarten van een duurzaam soortgericht beheer.
Omdat vele relictpopulaties erg klein zijn geworden, is daarnaast voorzien om te onderzoeken in hoeverre het herstel van de populaties via een kweekprogramma moet worden ondersteund.
Voor de uitvoering van het SBP vroedmeesterpad wordt de komende 5 jaar een extra budget van 300.500 euro uitgetrokken.
Het Agentschap voor Natuur en Bos coördineert de uitvoering van het SBP en werkt daarvoor nauw samen met de verschillende betrokken actoren.