Samenvatting:
Natuurmaaisel bestaat uit maaisel van grassen en kruiden dat vrijkomt bij natuurbeheer om biodiversiteit en andere landschapswaarden te verhogen. Een doel van het interregproject GrasGoed (www.grasgoed.eu(opent nieuw venster)) is om natuurmaaisel om te zetten in producten van de maakindustrie en daarom wordt gewerkt aan verbetering van maai-, voorbewerkings- en transportsystemen. Om het hele jaar door maaisel te kunnen verwerken is de bewaring via inkuilen een efficiënte en voordelige methodiek.
In totaal werden van 2016 tot en met december 2019 84 analyseresultaten verzameld van natuurmaaisel. De meerderheid van de analyses betreffen ingekuild materiaal. Daarnaast is er ook wat vers met de hand geknipt materiaal en wat hooi.
Het bleek mogelijk niet verkleind natuurmaaisel in te kuilen als men dit zorgvuldig uitvoert (stevig aandrukken en luchtdicht afsluiten). Hakselen of maaikneuzen zijn niet noodzakelijk. Na het nemen van stalen voor metingen moeten de gaten in de plastic folie wel met de grootste zorg terug worden gedicht. De kwaliteit (dikte) van de folie is belangrijk om vogelschade tegen te gaan en de kuil langer te laten bewaren. Het gebruik van slurfsilo’s is veelbelovend voor natuurmaaisel wegens de gunstige analyseresultaten, het vlotte inkuilen/uitkuilen en de voordelige kosten, vergelijkbaar met het klassieke inkuilen in gewone silo’s.
Natuurmaaisel verzuurt en bewaart bij inkuilen vrij goed (ook over twee jaar). Hogere aandelen pitrus vormen geen probleem bij het inkuilen, maar later kan dit problematisch zijn bij de verdere verwerking. Een inkuiladditief met extra melkzuur- en azijnzuurbacteriën is te overwegen voor meer zekerheid. Boterzuur is bij het inkuilen van natuurmaaisel geen groot probleem, omdat een overmaat ervan weinig voorkomt en een zeer groot deel van het natuurmaaisel niet gebruikt wordt als veevoeder.
Bij het oogsten van het maaisel wordt vaak wat bodemmateriaal meegenomen. Meer dan 20% ruwe as van de droge stof wijst op veel zand/grond erin en in niet minder dan 25 stalen (op 84) is dit het geval. Zonder twijfel is dit dus een aandachtspunt bij het oogsten van natuurmaaisel. In een vrachtwagen vol natuurmaaisel werd zorgvuldig het zwerfvuil verwijderd (hout, plastic, glas, metaal en stenen). In zo’n 30 ton nat maaisel werd slechts een zeer bescheiden hoeveelheid “zwerfvuil” gevonden.
Natuurmaaisel uit natuurbeheer is in vergelijking met landbouwgras globaal genomen duidelijk minder goed veevoer op basis van de energie-inhoud (VEM), de eiwitwaarden (DVE) en het ligninegehalte. Een deel van het natuurmaaisel is echter wel bruikbaar als veevoeder en er moet dan ook gestreefd worden om dit als zodanig te valoriseren, omdat dit economisch logisch is. De structuurwaarde van natuurmaaisel ligt hoog, wat landbouwers kan motiveren om het in zekere mate bij het rantsoen voor het vee te voegen. Op basis van het gehalte ruw eiwit blijkt dat er wel degelijk eiwitten in natuurmaaisel aanwezig zijn, maar het zal een technische uitdaging zijn om deze eventueel toch te valoriseren.
Bij het inkuilen van maaisel voor veevoeder wordt gestreefd naar meer dan 30% droge stof, waarbij tot 70% ook nog ok is. Maar bij verschillende raffinagetechnieken wordt 40%DS gegeven als een maximum. Voor raffinage is het dus belangrijk dat het maaisel natter is (met een lager gehalte aan droge stof). Het maaisel voldoende nat houden (niet te zeer laten uitdrogen) is een belangrijk aandachtspunt gezien de grote spreiding op de meetresultaten.