In Vlaanderen wordt geregeld beroep gedaan op de opbrengsttabellen van Nederland gezien er voor Vlaanderen zelf, met uitzondering van Corsicaanse den, geen opbrengsttabellen bestaan. Deze Nederlandse opbrengsttabel-len zijn ontworpen op basis van permanente proef- en steekproefperken van homogene monoculturen (Jansen et al., 20181). Hiervoor werd gebruik gemaakt van waarnemingen tussen 1920 en 2010, waarvan het grootste deel is opgenomen tussen 1950 en 2000.
Het Vlaamse bosbeheer en boslandschap verschilt echter van het Nederlandse, wat deze opbrengsttabellen maar gedeeltelijk bruikbaar maakt in Vlaanderen. Zo werken we in Vlaanderen typisch met langere rotatietijden en staat er nog een groot aandeel van het bos op rijke leembodems waardoor de productiviteit van de Vlaamse bos-sen (8.72 m3.ha-1.jr-1)2 hoger ligt dan deze in de Nederlandse bossen (7.3 m3.ha-1.yr-1)3.
In kader van het BioWood project werden er nieuwe opbrengsttabellen ontwikkeld, die beter overeen moeten komen met het Vlaamse boslandschap, door extrapolatie van de groeigegevens onderliggend aan de Nederlandse opbrengsttabellen. Hiervoor werden de rotatietijden van enkele soorten verlengd, werden enkel de meest pro-ductieve site indices behouden en werd de berekening achter het grondvlak licht aangepast.
Deze publicatie is in memoriam van Hans Jansen.