Klein zeegras is tengerder dan Groot zeegras. De wortelstok is slechts één tot twee millimeter dik. De bladeren zijn tot 25 centimeter lang en meestal niet meer dan een millimeter breed, met iets bredere schutbladen. Volgroeide bladeren hebben een ingekeepte top, een open schede, en drie lengtenerven. De bloeistengels zijn onvertakt, en hebben zelden meer dan drie bloeiwijzen. Bij vruchtrijpheid is de omhullende schede opgeblazen en grijsbeige, met glanzend roodbruine zaden. Klein zeegras groeit in de getijdenzone tussen laag- en hoogwaterlijn.
Klein zeegras komt voor langs de kusten van West-Europa (noordwaarts tot Zuid-Scandinavië), het Middellandse-Zeegebied, de Zwarte Zee, de Kaspische Zee en eveneens aan de West-Afrikaanse kusten.
In Vlaanderen werd klein zeegras, meestal aangespoeld op het strand, gevonden tot het einde van de negentiende eeuw. Ook langs de Schelde stroomafwaarts van Antwerpen spoelde het aan. Volgens de informatie op de herbariumetiketten zou het kunnen dat nabij Zandvliet de soort echte, in het rivierslib gefixeerde populaties vormde. Van de andere locaties is dat veel minder duidelijk. Het kaartbeeld geeft alleen een indicatie van waar klein zeegras aangespoeld is aangetroffen. Naast klein zeegras werd ook groot zeegras (Zostera marina) regelmatig aangespoeld op het strand en in het Schelde-estuarium aangetroffen. Voor die soort zijn er echter geen aanwijzingen dat ze in Vlaanderen levende populaties vormde.
Klein zeegras is in alle delen tengerder dan Groot zeegras. De wortelstok is hoogstens één tot twee millimeter dik. De bladeren zijn niet meer dan vijfentwintig centimeter lang en doorgaans niet meer dan een millimeter breed; de schutbladen van de bloeistengels zijn iets breder. Volgroeide, onbeschadigde bladeren vertonen aan de top een inkeping. Het blad heeft een open schede en drie lengtenerven, waarvan de buitenste twee dicht langs de bladrand verlopen. Meestal zijn de bloeistengels niet meer dan een decimeter lang, onvertakt, met zelden meer dan drie bloeiwijzen. De helmhokjes zijn ongeveer twee millimeter lang. Aan de buitenkant wordt elk tweetal helmhokjes vergezeld door een haakvormig schubje, een verschil met Groot zeegras. Bij vruchtrijpheid is de schede die de bloeikolf omhult, enigszins opgeblazen en grijsbeige van tint. De zaden zijn glanzend roodbruin en vrijwel glad.
Klein zeegras komt voor in de Kaspische, de Zwarte en de Middellandse Zee, aan West-Afrikaanse kusten, en langs de West-Europese kusten noordwaarts tot Zuid-Scandinavië. In Nederland was het plaatselijk vrij algemeen in de Waddenzee, maar hoewel geen epidemie als bij Groot zeegras is opgetreden, is ook Klein zeegras hier zeldzaam geworden. Hier en daar handhaaft het zich nog in de randzone, het meest nog langs de zuidzijde van Terschelling. Aan de Zuiderzee kwam het ook v66r de afsluiting slechts sporadisch en vrijwel alleen aan de Friese kust voor. In het Deltagebied is het hoofdzakelijk uit de Oosterschelde bekend, waar het niet achteruit lijkt te gaan.
Klein zeegras is bij uitstek bewoner van de getijdenzone: zijn domein ligt tussen de laag- en de hoogwaterlijn. Dagelijks komen de groeiplaatsen bij vloed onder water; de bovenrand ervan wordt in het zomerhalfjaar bij dood tij een enkele maal niet door de vloed bereikt. Van de landzijde komend ontmoet men de eerste exemplaren van deze soort aan de rand van schorrekreken. De ondergrens ligt daar waar de bodem ook bij eb tijdens dood tij niet droogvalt. Het groeit vaak op vastere bodem dan Groot zeegras. De gordel waarin het groeit, vertoont in allerlei opzichten dagelijks zeer sterke wisselingen. In de droge fase tijdens eb is de temperatuur 's nachts lager, overdag veelal hoger dan onder water. De zonnestraling wordt onder water getemperd, na het droogvallen niet meer, al wordt Klein zeegras door een dun waterlaagje op het blad enigszins beschermd. 's Zomers loopt nçl het droogvallen het zoutgehalte van het bodemvocht door verdamping vaak sterk op, maar tijdens regen kan het juist sterk dalen; binnen een half etmaal herstelt de vloed echter weer het zoutgehalte van voorheen. Het hoeft geen betoog dat maar weinig organismen dergelijke wisselingen verdragen. Daardoor herbergen de vegetaties van Klein zeegras, die vaak zeer ijl en open maar soms ook vrijwel gesloten zijn, weinig wier- en diersoorten in vergelijking met de velden van Groot zeegras onder de laagwaterlijn. De door Klein zeegras begroeide zone vertoont een golvend oppervlak met bultjes en slenken, een patroon dat onder invloed van de planten zelf versterkt wordt, doordat deze juist op de bultjes groeien en daar slib invangen. Wordt dit reliëf niet door grazende watervogels of door ijsgang tenietgedaan, dan groeien de bulten tenslotte uit tot een hoogte waarbij Klein zeegras verdwijnt, waarna ze door erosie afgevlakt worden en de cyclus van voren af aan begint. In de lagere delen van de getijdenzone kan het worden vergezeld door de smalbladige vorm van Groot zeegras, die dan voornamelijk in de slenken groeit: het mozaïek van beide soorten weerspiegelt het reliëf. Aan de bovenrand van de zone van Klein zeegras kunnen in bescheiden mate enkele planten van het lage schor verschijnen, zoals Langarige zeekraal (Salicornia procumbens = S. dolichostachya). De uitbreiding van de neofiet Engels slijkgras (Spartina townsendii) betekent plaatselijk terreinverlies voor Klein zeegras. Als waarschijnlijk voornaamste oorzaak van de sterke achteruitgang moet de verontreiniging van het zeewater worden aangemerkt.
In het Deltagebied is Klein zeegras, zoals gezegd, grotendeels tot de Oosterschelde beperkt. In het Veersc meer, waar het waterpeil in de winter tachtig centimeter lager was dan in de zomer, wist het zich een aantal jaren te handhaven in de 's winters droogvallende zone: de wortelstokken overwinterden en na verhoging van het waterpeil in de zomer liepen de planten weer uit, zij het zonder tot bloei te komen. Opmerkelijk genoeg komt Klein zeegras in de Grevelingen, hoewel zeer zeldzaam, in blijvend ondergedoken staat voor (evenals aan West-Afrikaanse kusten).
Als galvormer kan op Klein zeegras de slijmzwam Plasmodiophora bicaudata optreden, die aan de basis van de plant knolvormige verdikkingen veroorzaakt.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Klein zeegras is een soort die in de zee op zand- en slibhoudende bodems groeit en vegetaties vormt in de zone tussen de laag- en de hoogwaterlijn. Klein zeegras groeit vooral op beschutte plaatsen zoals estuaria en de rand van schorrenkreken. In de hoogstgelegen delen van de vegetaties met klein zeegras kan in geringe hoeveelheden zeekraal voorkomen (WEEDA et al. 2000).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.