De Dwergvleermuis is één van de kleinste zoogdieren ter wereld. Ze wegen ongeveer 5 gram, dat is het gewicht van een suikerklontje. Deze soort leeft vooral in gebouwen, ook in nieuwbouw. De zomerkolonies bestaan uit enkele tientallen dieren en zijn ondermeer te vinden achter gevelbekleding, spouwmuren, rolluikkasten. Ze overwinteren in kelders, waarbij ze dikwijls tussen hout of deurlijsten te vinden zijn. Omdat ze in gebouwen leven, zijn ze veel te zien in steden en tuinen. De kleine fladderende vleermuisjes die je op zomeravonden op enkele meters hoogte ziet heen en weer vliegen zijn bijna steeds dwergvleermuizen. Het geluid op een vleermuisdetector klinkt als volgt
Meestal weten mensen niet dat er Dwergvleermuizen in huis leven. Enkel bij overlast vallen ze op, omdat ze lawaai maken (gepiep in rolluikkasten) omdat de keutels een vensterbank of raam bevuilen. Dwergvleermuizen knagen niet, dragen geen nestmateriaal aan en brengen geen ziektes over. Ze gewoon laten zitten is de beste oplossing. Enkel bij hevige overlast kan contact opgenomen worden met de Vlaamse Infolijn. Vleermuizen zijn immers wettelijk beschermd, je mag ze niet vangen noch verstoren.
Voorlichting naar eigenaars met kolonies in de woning en aannemers die renovatie- of isolatiewerken uitvoeren is noodzakelijk om het duurzaam behoud van geschikte verblijfplaatsen te garanderen. Het behoud van gebouwen als zomer- of als winterverblijfplaatsen is voor de Gewone dwergvleermuis van levensbelang in onze regio. In de jachtgebieden zijn het behoud en herstel van kleinschalige landschapselementen, aaneengesloten, lijnvormige beplantingen en beschutte oevers belangrijk voor jagende als voorbijvliegende dieren.
Batdetectoronderzoek.
De Gewone dwergvleermuis is met een vleugelspanwijdte van 18 tot 25 cm en een gewicht van slechts 3,5 tot 8 gram de kleinste inheemse vleermuissoort. De kleur van de vacht is donkerbruin op de rug en iets lichter op de buik. De snuit en de oren zijn zeer donker gekleurd. Naast verwarring met de Ruige dwergvleermuis, is ook verwarring mogelijk met de Kleine dwergvleermuis. In vergelijking met de meeste andere soorten vleermuizen hebben dwergvleermuizen vrij smalle vleugels in verhouding tot hun grootte. Hierdoor kunnen ze zowel langzaam als vrij snel en behendig vliegen. In een gesloten omgeving gebruikt de gewone dwergvleermuis korte FM-QCF-pulsen. De piekfrequentie in het QCF-deel ligt tussen 45 en 50 kHz. Het ritme is snel en onregelmatig, met korte en soms wat langere pauzes tussen de pulsen. In een meer open jachtgebied produceren ze langere FM-QCF-pulsen. Het ritme van deze pulsen is wat langzamer en regelmatiger. De piekfrequentie ligt hier tussen 42 en 45 kHz. Als Gewone dwergvleermuizen in groep foerageren, gebruiken ze verschillende piekfrequenties. Hun piekfrequentie wordt aangepast aan de vliegsituatie van het moment, waardoor verwarring kan ontstaan met de Ruige of Kleine dwergvleermuis. De sociale roep is kenmerkend, en omvat vier- tot vijfdelige trillers met een piek rond de 18 kHz.
Verspreid over heel België en Nederland De soort komt vrijwel overal in Europa voor, met uitzondering van het noorden van Scandinavië en het Iberisch schiereiland. Tijdens de zomer is het de meest algemeen voorkomende vleermuizensoort in Vlaanderen. Het merendeel van de kolonies wordt aangetroffen in woningen. Tijdens de wintermaanden wordt deze soort slechts zelden en eerder toevallig opgemerkt, meestal in kleine aantallen. De trekbewegingen tussen zomer- en winterverblijfplaats blijven in West-Europa meestal beperkt tot zo'n 20 km.
De Gewone, Kleine en Ruige dwergvleermuis lijken zeer sterk op elkaar. De Ruige dwergvleermuis is iets groter en forser gebouwd (vleugelspanwijdte 23 tot 25 cm). Het belangrijkste verschil is de lengte van de vijfde en derde vinger. De vacht is donkerbruin; de kleine oren zwart en rond. De Kleine dwergvleermuis werd pas in 1999 op basis van genetisch onderzoek als aparte soort erkend. Mannelijke dieren kunnen op basis van de geslachtsorganen morfologisch van elkaar onderscheiden worden. Verder blijken er ook verschillen in de piekfrequentie van de sonargeluiden en in de sociale roep. Een Dwergvleermuis eet een paar honderden insecten (muggen, gaasvliegen, dansmuggen, ....) per nacht.
Aan het einde van de winter verlaten de dieren hun winterverblijfplaatsen en verblijven dan in gemengde groepen. De kraamkamers worden vanaf mei bezet, de geboorte van de jongen vindt plaats in het midden van juni maar kan uitlopen tot begin juli. Een kraamkolonie bestaat gewoonlijk uit 50 tot 100 dieren, maar kan oplopen tot 250 vrouwtjes. Mannetjes worden geweerd uit deze kraamplaatsen. In onze streken hebben de vrouwtjes meestal één jong, meer naar het oosten neemt de kans op tweelingen toe. De jongen zijn zelfstandig na vier tot acht weken. Afhankelijk van de weersomstandigheden in het voorjaar kunnen de vrouwtjes in torpor gaan, waardoor de groei van de jongen wordt geremd. De meerderheid van de jonge dieren is geslachtsrijp in de eerstvolgende herfst. Vanaf eind juli vallen de kraamkolonies uiteen, verspreiden de vrouwtjes zich en gaan op zoek naar baltsende mannetjes. De mannetjes nemen al tijdens de kraamperiode vaste territoria in van ongeveer 1 ha en verdedigen hun territorium hevig tegen andere indringers wanneer de paartijd aanbreekt. Het doel is immers zoveel mogelijk vrouwtjes te lokken voor de paring (haremvorming). De grootse harems zijn gevormd tegen eind augustus. Op een frequentie van ongeveer 18 kHz kan men de sociale roepen van de mannetjes duidelijk horen. Gedurende deze periode verliezen de mannetjes heel wat van hun lichaamsgewicht (tot 13 %), terwijl men bij de vrouwtjes in dezelfde periode een toename van het lichaamsgewicht vaststelt. Dit resulteert in een lagere overlevingskans voor de mannetjes dan voor de vrouwtjes. Gemiddeld bestaat een harem uit één mannetjes en drie vrouwtjes, maar het aantal vrouwtjes kan volgens andere studies oplopen tot 10 stuks. De maximale leeftijd is meer dan zestien jaar, hoewel de gemiddelde levensverwachting slechts 2,2 is.
De Gewone dwergvleermuis is een cultuurvolger die er een netwerk van verblijfplaatsen op na houdt op allerlei beschutte plaatsen in gebouwen, zoals spouwmuren, zolders, onder dakbedekking en achter vensterluiken. De kolonies kunnen zich in de loop van de zomer regelmatig verplaatsen. s Winters worden meestal vorstvrije, wat warmere en relatief droge plaatsen opgezocht. De soort jaagt in zeer diverse milieus, zolang het landschap maar niet te open is. Ook in residentiële woonwijken en in grote steden kan de soort jagend aangetroffen worden in tuinen, rond huizen, langs wegen en in parken. Vliegroutes liggen zo veel mogelijk langs goed aaneengesloten, lijnvormige landschapsstructuren.
De voornaamste bedreigingen vormen het verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen. Wanneer de soort in woningen wordt aangetroffen, beslissen de eigenaars vaak om de vliegopeningen af te dichten. Anderzijds zijn veel eigenaars zich niet ook niet bewust van de aanwezigheid van dwergvleermuizen in hun woning. Ondoordachte na-isolatie van woningen, waarbij er o.a. spouwmuren gevuld worden met isolatiemateriaal, kunnen er voor zorgen dat dwergvleermuizen opgesloten worden, hun verblijfplaats vernietigd wordt of de dieren zelfs direct gedood worden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.