Het is in Vlaanderen een zeer zeldzame broedvogel, die niet jaarlijks opduikt. Deze grote roofvogel is ongeveer even groot als de Buizerd. In zweefvlucht worden de vleugels in een duidelijke ondiepe V gehouden en valt de lange staart op. Het mannetje heeft een volledig grijs lichaam, grijze vleugels met zwarte toppen, een grijze staart en een brede witte stuit. Op de ondervleugel heeft hij een dikke zwarte eindband. Het wijfje is bruin gestreept op okerkleurige onderdelen, heeft duidelijk gebandeerde staart- en slagpennen en eveneens een opvallende witte stuit. Jonge vogels zijn duidelijk ros gekleurd op de onderdelen. De soort is te onderscheiden van de Bruine kiekendief aan het verenkleed, de lichtere bouw en de vlucht en van de Grauwe kiekendief aan de bredere vleugels. De Blauwe kiekendief is hier vooral een wintergast, met enkele honderden vogels die hier overwinteren. Blauwe kiekendieven broeden vooral in moerassen, rietlanden en ruigtes, maar de laatste decennia blijkt er in Europa een trend te zijn om ook meer in open akkerlandschappen te gaan broeden, waarbij het nest in graanakkers of in kleine bosjes wordt gemaakt.
Deze soort is gebaat met een groene infrastructuur in grote akkercomplexen (vooral polders en leemplateaus). Een uitbouw van een permanent netwerk van lijnvormige en vlakvormige, halfnatuurlijke elementen met ruigte, grasland, overblijvende gewassen, struiken, struwelen, faunaranden is aangewezen.
Daarnaast zijn maatregelen nodig in functie van overwinterende akkervogels, vooral bestaande uit veldjes en veldranden met wintervoedsel voor akkervogels (granen en kruidenmengsels) en
graanstoppelvelden. Slaapplaatsen moeten in de overwinteringsgebieden worden gevrijwaard van verstoring
Tenslotte is behoud van moeras, natte ruigtes en lage struwelen in functie van de gezamenlijke slaapplaatsen, broedgebieden belangrijk. Nestbescherming wordt bij deze soort ook toegepast.
Slaapplaatsen moeten in de overwinteringsgebieden worden gevrijwaard van verstoring. Overblijvende, halfnatuurlijke vegetaties zoals ruigte- en grasstroken van duo- en trioranden belangrijke foerageerhabitats. In het poldergebied zijn dat dijken, kreekoevers en kruidenrijke graslanden. Verder zijn lage struwelen (zoals bijvoorbeeld overhoekjes met bramen en
perceelsranden met mei- en sleedoorn) vaak gebruikte rust- en slaapplaatsen.
In het broedseizoen zijn ruigten in een open landschap met voldoende muizen van groot belang. Blauwe (en Grauwe) kiekendieven jagen echter ook vaak boven de graanvelden zelf. Ze gebruiken daarbij kruidenrijke graslanden, ruigtes en onverharde wegen als rustplekken. Maatregelen die gunstig zijn voor de grauwe kiekendieven en hamsters, zoals de aanleg van duo- en trioranden en onbespoten akkerreservaten met jaarlijks een deel overblijvend of ongeoogst zomergraan, zijn ook gunstig voor blauwe kiekendieven, die er jaarrond voedsel vinden. Meer specifiek kunnen er door middel van hakhoutbeheer omvormingen gebeuren van bosaanplanten in open akkergebied naar struweel. Dat kunnen potentiële broedplaatsen vormen als ze voldoende rustig zijn in de periode van april tot en met juli. In tegenstelling tot de grauwe kiekendieven is nestbescherming voor blauwe kiekendieven meestal niet nodig omdat er vooral in (half)natuurlijke biotopen wordt gebroed. Blauwe kiekendieven broeden ook vroeger zodat nesten die toch in graanvelden liggen, minder kans hebben om uitgemaaid te worden. Toch is het ook in dat geval beter de nesten te beschermen tegen onbedoelde verstoring door betreding of tegen roofdieren. Een gerichte aanpak van potentierijke gebieden (bijvoorbeeld de kerngebieden voor akkervogels in de Haspengouwse leemstreek of de West-Vlaamse polders) kan kansen bieden aan het herstel van populaties grauwe en blauwe kiekendieven
en hamsters (in de leemstreek). Daarvoor moet gewerkt worden aan de aanwezigheid van duurzame, permanente landschapselementen (verspreide akkeren graslandreservaten, lijnvormige groene infrastructuur, overhoekjes) in het akkerlandschap. Om de effectiviteit in ecologisch opzicht te verhogen, is ondersteuning nodig van een agrarisch natuurbeheer met meer flexibiliteit in ruimte en tijd in de landbouwpercelen zelf (faunaranden, wintervoedsel).
Leefgebied en trend
Deze grote roofvogel is ongeveer even groot als de Buizerd. In zweefvlucht worden de vleugels in een duidelijke ondiepe V gehouden en valt de lange staart op. Het mannetje heeft een volledig grijs lichaam, grijze vleugels met zwarte toppen, een grijze staart en een brede witte stuit. Op de ondervleugel heeft hij een dikke zwarte eindband. Het wijfje is bruin gestreept op okerkleurige onderdelen, heeft duidelijk gebandeerde staart- en slagpennen en eveneens een opvallende witte stuit. Jonge vogels zijn duidelijk ros gekleurd op de onderdelen. De soort is te onderscheiden van de Bruine kiekendief aan het verenkleed, de lichtere bouw en de vlucht en van de Grauwe kiekendief aan de bredere vleugels. Na een succesvol broedgeval in 2007 op het plateau van Outgaarden werden geen nieuwe Vlaamse broedgevallen meer genoteerd tot in 2019 een mislukt broedgeval werd vastgesteld in Willebringen (Vlaams-Brabant). In hetzelfde jaar werd eveneens een tijdelijk territorium vastgesteld op de taalgrens nabij Outgaarden (med. R. Guelinckx). Hoewel lokaal (o.a. in Haspengouw en in de Moeren in West-Vlaanderen) nog steeds flinke inspanningen worden geleverd door o.a. de Werkgroep Grauwe Gors en in het kader van het ‘Plan Kiekendief’, wordt het voor deze Europees sterk bedreigde soort wellicht moeilijk om zich opnieuw blijvend in Vlaanderen te vestigen. In Nederland neemt de soort erg snel af: van een piek in 1992 van 140 broedparen tot slechts 10-14 paren in 2013-2015.
De Blauwe kiekendief is een roofvogel van open landschappen: wei- en akkerland, kapvlaktes, aanplantingen, moerasgebieden, heidevelden en venen. Slaapplaatsen in de winter zijn vaak gelegen in rietvelden of schorren, maar ook in open ruigtes en akkergewassen zoals groenbedekkers. Het voedsel bestaat uit kleine prooien (vogels en zoogdieren) die, laag en traag boven de vegetatie vliegend, met een snelle duik bejaagd worden.
Het foerageergebied van een koppeltje broedende blauwe kiekendieven kan zeer groot zijn: van 1,5 tot meer dan 100 km². Een broedend koppel op het grauwe kiekendief Haspengouwse leemplateau maakte gebruik van ± 15 km² foerageergebied, vooral akkerland. Het nest zelf wordt actief verdedigd tot ongeveer 350 meter rondom. Als wintergasten hebben blauwe kiekendieven vooral foerageergebieden en slaapplaatsen nodig. Grote akkercomplexen (zowel in de polders als op de leemplateaus) fungeren hierbij als foerageergebied, terwijl de gezamenlijke slaapplaatsen vooral in moerassen, natte ruigtes en lage struwelen liggen. In droge regio’s zoals Droog Haspengouw zijn de slaapplaatsen vooral gelegen in akkers met overstaande gewassen (van bijvoorbeeld percelen met beheerovereenkomst voor wintervoedsel voor akkervogels, graan of grote grasstroken) of groenbemesters zoals gele mosterd. Om predatie (vooral door vossen) te vermijden wisselen blauwe kiekendieven geregeld van slaapplaats. Overwinterende vogels hebben uitgestrekte voedselgebieden nodig omdat het voedselaanbod ’s winters vaak laag is. Bovendien kunnen die voedselgebieden ook vrij ver van de slaapplaatsen liggen. In tegenstelling tot de blauwe kiekendieven nestelen grauwe kiekendieven hoofdzakelijk in de akkerpercelen zelf. In grote, open akkercomplexen broeden ze vaak in kleine clusters van enkele broedparen, die samen een groot foerageergebied eromheen gebruiken (minimum 7500 hectare).
Onregelmatige broedvogel
Habitatverlies, verstoring van de nestplaats en vergiftiging zijn de voornaamste bedreigingen voor de soort.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.