Wordt de biomassaoogst beperkt tot de oogst van tak- en tophout, dan is de kans groot dat dit een zeer lage opbrengst of een kost met zich meebrengt. Ook moet er als het tak- en tophout nog even in het bos blijft drogen, achteraf teruggekeerd worden om het er alsnog uit te halen. Dat geeft een extra transportkost en bovendien moet je nog eens terug over je bosbodem rijden, wat mogelijk bodemverdichting in de hand werkt. De kwaliteit van je houtsnippers zal bovendien ook lager zijn: doordat er mogelijk over het tak- en tophout gereden is, zit er meer zand tussen de houtsnippers. Dat zand geeft een hoger asgehalte bij de verbranding. Als men daarentegen de oogst van houtige biomassa combineert met het oogsten van stamhout voor andere doeleinden, dan kan een hogere opbrengst bekomen worden. In dat geval hoeft er ook geen bijkomende exploitatieronde plaats te vinden in het bos. Er bestaat dan wel het risico dat zeer veel nutriënten uit het ecosysteem worden afgevoerd. Om dat te vermijden, worden strooisel en stronken in elk geval in het bos gelaten en niet als biomassa geoogst.
Als volledige bomen worden geoogst (‘whole tree harvesting’) zou men in principe ook het stamhout tot biomassa kunnen verwerken, volgens het cascaderingsprincipe en ook uit economische overwegingen is het echter beter om een hoogwaardigere bestemming voor het stamhout te kiezen, zoals papier- of industriehout. Een ander voordeel van het uitrijden en verzamelen van volledige bomen naar een centrale stapelplaats is dat er efficiënter gewerkt kan worden. Machines moeten niet steeds rondrijden en kunnen ter plaatse het stamhout in kwaliteiten indelen en verwerken.
Hoewel het bij ons eerder uitzonderlijk is, zijn er bepaalde situaties waarbij er wel stronken gerooid/geoogst worden, bv. bij windworp, of als er terug aangeplant dient te worden, of bij een omvorming naar heide of grasland...